zondag 25 december 2011

Tussen hond en wolf

Ik houd erg van het uur tussen hond en wolf en met mij Patrick Modiano, lees: “Le soleil avait disparu et le ciel était encore bleu. Avant que les lampadaires ne s’allument, je profiterais de cet instant, celui de la journée que je préfère. Plus tout à fait le jour. Pas encore la nuit. Un sentiment de trêve et de calme vous envahit et c’est le moment de prêter l’oreille à des échos qui viennent de loin. » Of, in mijn elegante vertaling :"De zon was verdwenen en de hemel nog blauw. Zolang het licht van de lantaarns uit blijft, profiteer ik van dit ogenblik, mijn favoriete moment van de dag. Niet helemaal dag meer. Nog net geen avond precies. Een gevoel van rust en kalmte komt over je en het moment is daar om je oor te lenen aan de echo’s uit een ver verleden." Vertalen is interpreteren/ hertalen/ verknoeien. Lees nooit een Modiano in vertaling, lees de schrijver zelf. (En lees zeker geen vertaling van Bernlef!)

Erg bijzondere opa

Volgens Marja Pruis in de Groene Amsterdammer is Martijn Simons een jong schrijftalent met een grootvader die een vrouw was toen hij/zij nog leefde, want op de vraag “Wie zou je ooit eens willen ontmoeten?” laat ze de jonge schrijver antwoorden: “Mijn grootvader die ik nooit gekend heb. Ik ken mijn oma best wel goed. Zij is een heel bijzondere vrouw, dan moet hij dat ook wel zijn geweest.” Als iemand die zo schrijft al genomineerd wordt voor de AKO Literatuurprijs, is er voor Martijn Simons wellicht inderdaad een grote toekomst weggelegd…

zondag 18 december 2011

Dikke onzin

Tijdens het schijten vanochtend het vraaggesprek met Leo Blokhuis in het Volkskrant Magazine gelezen. Boeiend! Zo ben ik te weten gekomen dat je Blokhuis wakker mag maken voor een verre reis “maar ook voor een warme maaltijd” en dat hij als “de sodemieter” zijn computer in veiligheid brengt als zijn huis in de brand staat want “daar staan veel gedigitaliseerde foto’s van vroeger op.” De beste beslissing die hij ooit genomen heeft is naar een concert van Prince te gaan ergens in de jaren negentig. Hij had van tevoren zo zijn godsdienstige bedenkingen bij de provocatieve artiest, maar de “man was fenomenaal” en Leo besefte toen dat ook Prince “past in al het goeds en moois dat God heeft geschapen.” Ja schepper de schep doet god en als het mooi is wat ie schept, mag daar best van genoten worden. Je hebt van die mensen die nooit aan een goed doel geven, behalve wanneer iemand in de familie aan een erge ziekte overlijdt, dan maken ze per jaar een tientje over aan de hartstichting of het KWF. Het is in die geest dat Leo Blokhuis af en toe veganistisch eet. Heel lang heeft hij dat “dikke onzin” gevonden. “Maar nu doet een van mijn kinderen het, dus ja, dan moet ik af en toe ook. En dan blijkt opeens dat je ook als veganist heel fatsoenlijk kunt eten.” Zulke teksten zijn bevorderlijk voor de afgang, een fijne bijkomstigheid, maar tijdens het lezen ervan kan ik niet helpen me af te vragen wat nu precies “dikke onzin” is, dik in de dertig zijn en dan tijdens een mal popconcert cognitieve dissonantie ervaren te wijten aan een armzalig geïndoctrineerd godsbegripje of het streven naar een betere wereld door met een verandering van je eetgedrag pijn en leed proberen uit te bannen? Zoals zo vaak is de vraag stellen hem beantwoorden.

zaterdag 10 december 2011

Rijmplezier

Er staat een rij voor de kassa van het zwembad. Voor me een moeder met twee kleine meiden van een jaar of vijf. Het ene meisje draagt een zilverkleurige kerstversiering in het haar, het andere meisje heeft zo te horen net het rijmen ontdekt. Met pretoogjes, met steeds luider stem ook: “Huis… Thuis! Vlieg… Tieg!” Ze giechelt erom en het meisje met de kerstversiering in het haar giechelt met haar mee. Authorities however keep the pavements clean. Ik geef toe het is een ietwat abrupte overgang van het meisje met de rijmtic naar de claustrofobische (of claustrofilische!) poëzie van Weldon Kees, maar hee man, dat was wat er in me opkwam. Slave screams, but he’s glad to be chained to that wall. Het is een grimmige wereld.

zondag 4 december 2011

R.I.P. Socrates

Als ik me een voorstelling van de grote Griekse filosoof Socrates maak, zie ik steevast een lange magere man voor me met donkere krullen en een kort donker baardje. Net vijftien was ik toen ik tijdens het WK in Spanje in de ban raakte van het majestueuze sambavoetbal van de Brazilianen. De aanvoerder van dat team heette Socrates, een lange, technisch heel bekwame voetballer, intelligent en met veel spelinzicht. Om mijn idool te zijn was Socrates wellicht iets te bonenstakerig –Zico, dat was mijn idool- maar hij had iets van een mentor, een man naar wie je opzag. Hij was niet alleen voetballer, hij was dokter bovendien, en binnen en buiten het veld een man van beschaving: een man gevormd naar zijn naam kortom – en net als de grote filosoof uit de Griekse oudheid drinkend aan zijn eind gekomen, dat is, in zekere zin… Rust zacht, Goddelijke Kanarie, rust zacht.

zaterdag 3 december 2011

Over poëzie schrijven, zo doe je dat

De poëzierecensies van Piet Gerbrandy in de Groene Amsterdammer lees ik met graagte. Ze voltrekken zich dikwijls volgens een vast stramien. Eerst een algemene poëticale beschouwing, daarna inzoomen op het te bespreken werk. Zo ook deze week als hij de nieuwe bundel van Nachoem M. Wijnberg bespreekt – en bewierookt. Ditmaal is de inleiding van filosofische aard: Plato’s vormenleer wordt afgezet tegen Heraclitus’ panta rhei. Het pleit wordt beslecht in het voordeel van Heraclitus, omdat we volgens Gerbrandy "in een tijd leven van gaan, het zijn lijkt definitief passé.” Een mooie opmaat naar de poëzie van Wijnberg, waarin metaforen geschuwd worden en “het gaan en komen, het stromen en worden” centraal staan. Volgt een bespreking die van close reading getuigt en bovendien een erg interessante notie bevat, een die ik, ongeletterde oliphand in de porcelijncasdt van de literatuur, maar soit, van harte onderschrijf – en bijgevolg (ter afronding) citeer: “Het is een opmerkelijk verschijnsel dat het vaak de meest verstokte eenlingen zijn die, om met Pound te spreken, the tale of the tribe vertellen. Men hoeft slechts de allerindividueelste poëzie van Lucebert, H.H. ter Balkt, Hans Faverey en Kees Ouwens te lezen om iets te begrijpen van het cultureel klimaat in het Nederland van de tweede helft van de twintigste eeuw. Als ik mij niet vergis, vervult Wijnberg die rol voor deze tijd.”

donderdag 1 december 2011

Hoe de schrijver de dichter eert

Op pagina 63 van La Ronde de Nuit van Patrick Modiano:

« Ensuite, je sors de mon portefeuille la photographie du docteur Marcel Petiot, pensif, au banc des accusès, avec, derrière lui, toutes ces piles de valises : espoirs, projets avortés, et le juge, en les désignant, me demande : « Dis, qu’as-tu fait de ta jeunesse ? » tandis que … »

Op pagina 77 van diezelfde (magistrale) roman:

« Le ciel est trop bleu, les feuillages beaucoup trop tendre. »

zaterdag 26 november 2011

Goeie recensies

Misschien is het mijn al te achterdochtige aard, maar ik vertrouw hem voor geen meter die gladdekker van een Arie Boomsma. Mooie praatjes verkopen bij dat inteeltprogramma DWDD, en en passant zijn boek. De recensies waren goed zei Mathijs van Nieuwkerk, want dat zegt ie altijd, maar altijd als hij dat zegt kun je het gerust met een korreltje zout nemen. In Volkskrant bijvoorbeeld maar een schamele twee sterren, maar de domineeszoon deed gauw knikkend beamen: goeie recensies, das goed voor de verkoop. En nou wordt het boek nog verfillumd ook, jawel, de duivel schijt altijd op de grote hoop. Gaan we ‘ns effe hardop dromen over wie de rol van Barnapas Halul mag spelen. Er worden al namen genoemd, nou nou, zelfs Jacob Derwig. Maar Boomsma zou Boomsma niet zijn als ie niet met een exotische naam zou komen: Chico Kenzari. Bruggen bouwen en glimlachen (op het juiste moment lachen bij de grappige filmpjes) en boeken verkopen. Aan tafel!

zondag 13 november 2011

Literatuur

“Schaamteloosheid is het kenmerk van literatuur” staat er op de voorkant van het Volkskrant Magazine. Het is een quote van Connie Palmen, die in een interview de maat wordt genomen. Als schrijfster vind ik haar beperkt (stilistisch vind ik haar beperkt), maar in interviews en dergelijke zegt ze soms zinnige dingen over de literatuur. Of schaamteloosheid inderdaad hét kenmerk van literatuur is, dat lijkt me iets te boud gesteld, maar dat schrijven in sommige gevallen (neem nou mijn geval) schaamteloosheid in de hand werkt (en afdwingt), kan ik beamen.

Bij het Uur van de Wolf (waar is toch die heerlijke kont uit die onovertroffen leader gebleven - waar is die leader gebleven?) een soort van verjaardagsportret van Arnon Grunberg. Zijn columns in de Volkskrant lees ik gretig en afgunstig, kon ik dat ook maar, zo achteloos en bondig (en vaak treffend!) mijn mening formuleren hierover of daarover). Hij filmt zijn vriendin / chauffeuse als ze een band verwisselt, omdat hij zelf te onhandig is om te rijden en om een band te verwisselen. Ik zit ook liever naast het stuur dan achter het stuur, al zou ik zelf proberen er een nieuwe band om te leggen, of zou helpen op zijn minst. (Ik heb eens voor een meisje uit mijn klas een band verwisseld; kort daarna reed haar vriend met die auto van een dijk af.) Mijn moeder heeft ook nogal een stempel op mijn leven gedrukt, en mijn vriendinnen zijn ook literair angehaucht. Wat ik mis bij Grunberg is de mystieke onderlaag. Wat hij produceert is op zijn best briljant cynisme.

Zag ik ten slotte Joost Zwagerman nog in een spotje voor een zoveelste boekenreeks die de webwinkel van de Volkskrant te koop aanbiedt: de man is een parodie op zichzelf.

Een koe te zijn

Grazen en tegelijkertijd de staart omhoog en schijten en je verder nergens om bekommeren.

vrijdag 4 november 2011

Er schiet me een jeugdherinnering te binnen

Met een vriendje liep ik op straat. Er stopte een auto; raampje werd naar beneden gedraaid.
“Jongens, ik moet daar en daar naartoe. Weten jullie de weg?”
“Dan motte zo en zo rijeh,” zei mijn vriendje.
“Dank je wel, jongen!” zei de automobilist.
“Niks te dankeh, gif mar un tientje,” zijn mijn vriendje.

Een jaar of acht later moest hij naar de keuring voor militaire dienst. Ze vroegen hem bij welk onderdeel hij het liefst wilde worden ingedeeld.
“Bij de liggende vrèturs.”

zaterdag 22 oktober 2011

Gedicht met verrassend einde

Soms schijt ik dikke drollen,
Soms heb ik diarree.

Soms wil het niet lukken,
Zit ik uren op de plee.

Soms stink ik en meur ik
En soms ruik je niets.

Maar als het mooi weer is,
pak ik altijd de fiets.

zondag 16 oktober 2011

Geen God

20-6-11

In de verchroomde doorspoelknop boven de pisbak zie ik mijn plassende piemel weerspiegeld.

Toch jammer dat er geen God is.

zaterdag 15 oktober 2011

Moleskine entry dd 14-10-2011

Vrijdag 14-10-2011,
23:56:32, thuis,

Zat nog wat stront in de buis, dat heb ik er uitgescheten. Ik keek in de pleepot, zag de bruine stront, het witte wc-papier en de gele straal urine die ik na te hebben afgeveegd en te zijn opgestaan erop loosde en ik dacht: bruin, wit, geel, dat zijn de oude kleuren van de C1000.

zondag 9 oktober 2011

Ik kan een schoft zijn als ik schrijf

Terwijl ik zit te schijten lees ik in het VK magazine 10 vragen aan schrijfster Anne-Gine Goemans en als ik mijn kont afveeg en doortrek weet ik absoluut zeker zonder ook ooit maar een letter van Anne-Gine Goemans gelezen te hebben dat ze nooit anders dan ontiegelijk saaie kutboeken zal schrijven en vraag ik me af hoe zo’n leeghoofdig en oppervlakkig iemand ooit de Anton Wachterprijs in wacht heeft kunnen slepen.

Het geheim van gelukkig zijn

Als ik naar mijn auto loop, kom ik langs de Hoogvliet. Een kleine hindoestaanse vrouw wil haar fiets pakken waarbij de fiets naast de hare omvalt. Domino-effect: nog vier fietsen vallen om. Ik zet mijn paraplu tegen een muurtje en zeg tegen de vrouw: Ik zal u een handje helpen. We zetten samen de fietsen overeind; de vrouw bedankt me; ik loop verder. Ik heb een goed gevoel omdat ik iemand geholpen heb. Als je gelukkig zijn wil, streef dan niet je eigen behoeftebevrediging na, maar help een ander: dat is het geheim van geluk.

zaterdag 1 oktober 2011

Ik moet echt heel nodig!

Verguisd & Onbegrepen
Als een Radeloze, Lamgeslagen Christus
Aan een Vermolmd Kruis –

met zijn toverstokje
Mickey Mouse -

En ik heb nog zogezegd: niet op mijn parade regenen!

Het was al laat toen hij zijn huis verliet

en het was veel later nog
dan hij gedacht had toen hij naar buiten keek
en de wereld zag en voelde hoe zijn hart
-zijn hart!- verschrompelde
tot een zaadje, dat ontkiemde
en een bloem werd –

As Narcissus is turned to a flower.
A flower?

Meneer, u kunt me wat met uw staatsschuld
en uw begrotingstekort -ik doe mijn
behoefte wel op een krant.

vrijdag 23 september 2011

Poëziecentrum Gent

Poëziecentrum Gent ff binnengewipt. Niet om me aan poëzie te laven, maar om Gierik NVT door te bladeren, waarin een verhaal van mij zal verschijnen. Onder Gierik stond Awater met Arie Boomsma op het voorplat. Arie poseert of ie de Denker van Rodin is, maar dan met hand in de nek, niet onder kin. “Ook voor Henk en Ingrid is een gedicht te vinden,” staat er onder. Als schijtpapier deugt het niet, daarvoor is het te glad, dan maar de kachel ermee aan maken.

C-Jean, Gent

Het eten is hier inderdaad erg lekker, de derde gang is een bereiding van uien, maar dan wel van een speciaal soort, die maken dat je winden extra lekker zullen geuren, zo verzekert mij de blonde gastvrouw die ik graag eens in haar etc. Weinig klandizie voor het overige. Behalve ik drie beschaafde Vlaamse jongelingen en twee onbeschofte Amsterdammers die je overal bovenuit hoort. De ene wil een dame blanche als “toetje” en of de dame in kwestie maar even op die tafel wil gaan liggen, nee gebbetje. Zoiets zal ik nooit zeggen. Ik ben benieuwd hoe die twee Hollandse vrije jongens op de nota gereageerd hebben, ik deed toch wel enigszins schrikkieschrik van die rekening die gerust exorbitant genoemd mocht worden, al liet ik niets merken, behalve dat ik rode kop kreeg en zin had om die blonde gastvrouw alsnog op een tafel te kwakken, met haar buik, broek naar beneden en – enfin.

vrijdag 16 september 2011

Villa des roses / Werken van barmhartigheid

Vorige week Villa des Roses van Elsschot gelezen, deze week Werken van barmhartigheid van Louis Ferron. Beide boeken waren een genoegen en Villa des Roses zelfs een onverdeeld genoegen. Een Vlaming die zakelijk en doeltreffend Nederlands schrijft, helder als een pas gezeemd raam. Een geestig boek, licht van toon, dat evenwel inkijk biedt in de verborgen en minder verborgen motieven en drijfveren van zomaar wat mensen in een Parijs´ pension. De roman van Ferron is allesbehalve licht van toon, het is een boek dat ronkt en bonkt. Tirades en scheldkanonnades. Barokke zinnen, high brow cultuurverwijzingen. Zeker tot op de helft van het boek, wist de schrijver me te overtuigen (mee te slepen); daarna boette het verhaal in aan geloofwaardigheid met toch iets van een anticlimax tot gevolg.

zondag 11 september 2011

Nopens mijn geestigheden jegens obers

Ober 1:

-Een hapje eten, meneer?
-Nee, een slokje drinken.

Ober 2 (Vlaming)(terwijl ik in mijn mollenvel zit te priegelen):

-Is het al opgenomen
-Nee, de filmrechten moeten nog verkocht worden.

dinsdag 6 september 2011

Powwetrie mittun lugje

De strontbrenger van het universum


de grondlegger van het universum schijt zijn laars vol
de grondlegger van het universum is namelijk aan de schijt
de grondlegger van het universum is dermate aan de schijt
dat hij de plee niet meer halen kan: daarom schijt hij zijn laars vol

het is een koddig gezicht de grondlegger van het universum
zo gehurkt te zien boven zijn laars
sommige eonen lachen hem uit
-maar dat lapt hij aan zijn laars

u zult misschien denken die laars die is niet te benijden
maar dan zit u ernaast
de grondlegger van het universum zit er niet naast
die zit erop – op de laars

ondertussen prijst de laars zich gelukkig
de ontlasting van de grondlegger van het universum immers
stinkt niet gruwelijk als de stront van stervelingen
maar ruikt als frisse lindebloesem

je bent grondlegger van het universum of je bent het niet

vrijdag 2 september 2011

De Zaaier

De Muskusmalve in de tuin zo goed als uitgebloeid. Afgeknipt en de dopvruchten in een tas gestopt. Mijn wandeling om het dorp gemaakt en de vol met zaadjes zittende dopvruchten met enige regelmaat in de berm gegooid. Kijken of we volgend jaar veel kaasjeskruid langs de weg zien bloeien. Nog herhalen met zaad van de stokroos.

zaterdag 27 augustus 2011

Entry in moleskine 2-6-2011

Donderdag, 2-6-2011
Station Lille Flandres, wachtend op de trein.
Jêrome, bij wie ik mij meldde om mijn laatste nacht in hotel Alcides Opéra te betalen, zei dattie de kamer zou laten behandelen. “Il y avait beaucoup de moustiques dans ma chambre. C’était très ennuyeux. » De hele fuqqin’ nacht geen oog dicht gedaan.
Dans le train, 10 :22
Voor me zitten twee blondjes van midtwintig, geen optimale schoonheden, maar zondermeer leuk om te zien en dus om naar te kijken, wat ik met regelmaat doe, ze hebben het toch niet in de gaten. Het zijn duidelijk zussen van elkaar. De ene die met haar gezicht naar mij gekeerd zit, heeft een spitse neus en een kin die als ze de veertig voorbij is haar schoonheid tenietdoen zal door heksachtig vooruit te steken. Ze heeft een dromerige blik in haar ogen die mij voor haar inneemt. Ze luistert naar muziek via een oortje, net als haar zuster wier gezicht ik zie in de weerspiegeling van de ruit. Haar contouren zijn minder scherp, misschien dat ik haar daarom mooier dan haar zuster vind. Omdat ik het plaatje zelf mag inkleuren, blabla. Het zijn trouwens Engelsen, de zusjes. Die met de spitse kin vroeg iets aan de conducteur in het Engels en nu, terwijl ik dit schrijf, praten ze zacht met elkaar, heel beschaafd. “No, they speak Dutch… and English,” vang ik op.
“U zult zeer welgesteld zijn, lang zal het evenwel niet duren.”
Ofte wel: we komen aan in Kortrijk.

woensdag 17 augustus 2011

powwetrie

Dominee, wat is pijpen?
Dominee, slikt uw vrouw ook de pil?

Er is een man die dronken in zijn stoel zit met een haarlok voor zijn ogen.

Een gedicht is
een gedicht.

maandag 15 augustus 2011

De begraafplaats van Praag

Begon veel belovend… Zalige situering qua plaats en tijd… (Vorig) fin de siècle te Parijs, de Rue Galande, Place Maubert… Charcot in de weer met de hysterica’s, een zekere dokter Froid… Een vertelling met veel schwung en met weinig moeilijke woorden en betrekkelijk simpele zinsconstructies… Dat was wel anders bij de Slinger van Foucault destijds, daar was het echt ff doorbijten… Maar dat doorbijten werd beloond toentertijd… Terwijl nu, nu krijgt het toch iets te veel van een klucht… Van een herhalingsoefening… Daar komen ze weer, die vrijmetselaars en de tempeliers en de rozenkruisers en de satanisten… Dan liever Là-Bas van Huysmans lezen hoor… De geest van Joris-Karl waart sowieso door hett boek… Die beschrijvingen van goedkope eethuizen… De zwarte mis …die overigens door zijn erg expliciete beschrijving van alle mystiek en spanning ontdaan werd…

Edit: heb via internet nog fkes het interview met Eco in Brands met Boeken gekeken. Kleine lofzang van Eco op Sylvie van De Nerval levert de erudiete Italiaan extra kudos op en ons en passant het inzicht dat grote literatuur geen kwestie van eruditie is, maar van talent en inspiratie, want Sylvie, qua formaat amper een novelle te noemen, is in al zijn schijnbare eenvoud geniaal en een toonbeeld van vertelkunst.

donderdag 11 augustus 2011

Franz Schubert

Rockmuziek is uitermate geschikt om de hevige gevoelens van de adolescentie uit te drukken. Liefde, haat, eenzaamheid, afzondering, jij tegen de rest van wereld: dat laat zich makkelijk vertalen in schreeuwende zang en ronkende gitaren. Dat de klassieke muziek zich daar eveneens voor leent blijkt bijvoorbeeld uit de liederencycli van Franz Schubert. Levenslust, verlangen, hoop, hoop tegen beter weten in en tegen de klippen op; en dan melancholie, afzondering, dwalen en verdwalen, boosheid, berusting en dood: romantiek kortom. Die schöne Müllerin en Winterreise, geef het een kans.

Komisch bedoelde synopsis van Die Schöne Müllerin:
Gezel valt voor knappe molenaarsdochter. Knappe molenaarsdochter voelt meer voor de jager. Gezel zit met de gebakken peren.

Droom

Hoe ik erbij kom mag God weten – en dat weet Hij ook, die Ouwe Pik – maar wat ik vannacht toch weer gedroomd heb… Ik was in een kledingzaak waar ik een aan een rek een sterk afgeprijsde ribfluwelen broek zag hangen. Toen ik die broek van het rek nam om hem te gaan passen, merkte ik dat er een portemonnaie in de broekzak zat. Een goed gevulde portemonnaie bovendien. Ik liep ermee naar een winkelbediende en overhandigde hem mijn vondst. Hij bekeek de inhoud van de portemonnaie en verklaarde mij voor gek dat ik hem niet in mijn eigen zak had gestoken. “Maar het is wel eerlijk van u. Wij zullen u straks als u de winkel verlaat een cadeau geven.” Ik kreeg een mooie fles whisky, mooi wat vormgeving betreft want met een soort netwerkje over de fles gespannen. Merkwaardig was wel dat er volgens het etiket behalve vanille ook geitenmelk aan de whisky was toegevoegd. Al verbaasde ik me daar tijdens de droom niet over: immers van verbazing is in The Dream Realm never nooit nie sprake.

zaterdag 6 augustus 2011

Ne derangez pas. Je regarde Canal Plus

Lille, 30 mei 2011,
Restaurant Alcide, 19:06:09
O kansloze kjel dagge zij. Zit ie in een leeg restaurant met foie gras op de kaart om straks een vegetarische salade te eten. De uitbater zelf zat bij de deur, met aan weerszijden van hem een jonge ober. De jonge obers zijn vriendelijk en een beetje onnozel. De uitbater, met zijn leren jas en zijn zwarte hitlersnorretje, oogt als een maffiose onderkruiper. Als hij in een film zou spelen kreeg hij de rol van onbetrouwbaar sujet die al knipmessend een knipmes bij iemand in de rug plant. (Gelieve mij te verontschuldigen voor de al te geforceerde woordspeling.)
Te veel bedelaars op straat, een vriendelijke met een daklozenkrantje heb ik tweee euro gegeven, zonder een krantje af te nemen; smetvrees. Ook veel antiglobalistentypes met dreadlocks en honden. Er is een smal horecastraatje dat naar Place Rihour leidt. Een zo’n uitvreter poseert precies in het midden van dat straatje zijn Deense dog en gebruikt de hond als ruggensteun terwijl hij nadrukkelijk zijn hand ophoudt.
Op Place du Général de Gaulle werd ik staande gehouden door een meisje op een fiets. Haar handen zijn vuil en haar tanden zijn vies: ik ben op mijn hoede. Maar ze komt me geen geld aftroggelen, ze wil alleen de weg weten. Ik zeg haar dat ik niet uit Lille kom, maar dat ik wel een kaart heb. Waar ik dan wel vandaan kom? “Je viens de Hollande.” Waarop zij: “Ik ook.” Ze heet A. en werkt tijdelijk op een biologische boerderij in een dorpje onder Lille. Ze is zichtbaar opgetogen om een landgenoot te ontmoeten. –Inmiddels heb ik mijn salade végétarienne op en mijn glas medoc leeg.- We praten een poosje en dan vertrekt zij naar de bloemenzaak aan de Rue Nationale, die ik haar op de kaart heb aangewezen. Als ze uit zicht is, een doffe gewaarwording: laat ik hier een kans liggen? Hoe vaak raak ik tijdens mijn reizen met iemand aan de praat? Zelden. En met leuke jongedames? Vrijwel nooit. Ze werkt op een biologische boerderij. Wie weet studeert ze aan de landbouwuniversiteit in Wageningen. Ik verman me en loop naar de bloemenzaak. A. is er nog. A. komt niet uit Wageningen, maar uit Rotterdam. Ik vraag haar of ze met me wil afspreken. Ze reageert niet ovulerend enthousiast, maar evenmin afhoudend. “Wat wil je dat we gaan doen?” vraagt ze. “Gewoon beffen, pijpen, neuken, anaal als je dat lekker vindt en een sigaretje na afloop,” en dat vond ze een goed idee. Nee kidding. Ik stelde het Musée des beaux arts voor, maar “ze was niet zo van de kunst.” Van neuken zal het ook wel niet komen, maar ach wat babbelen samen, om niet te zeggen gezellig wat babbelen samen en wellicht naar de film of zo… Ik vermoed dat ze begin twintig is. Toen ze naar de weg wilde vragen, sprak ze me aan met u.
Naast me twee Engelsen die hun bestelling in zeer acceptabel Frans plaatsen. De vrouwelijke helft heeft een paar pondjes extra rond de heupen. Nochtans zou ik haar graag bestijgen. Of op mijn rug liggen terwijl zij op mij neerzijgt, mag ook. Hinderlijk is evengoed de patélucht die van haar bord opstijgt en in mijn richting warrelt.
Hoofdpijn grotendeels over. Heb enige Scheten & Stront in mijn Kont, die moeten eruit. Dus straks niet naar film, maar naar mijn kansloze kamertje om te schijten en verder te lezen in het boek van, in het boek van, kom, ik kan zijn naam anders honderd keer zeggen, ik zie zijn ijdele hoofd op de achterplat zo voor me, kom aan zeg, word ik seniel of zo, gewoon ff niet aan denken en dan schiet het je vanzelf te binnen –et voilà: Menno Wigman. En rukken: is het niet op de cadans van het krakende bed van de buren dan door me te verlustigen aan de porno op de tv. Niet zonder humor die Fransen: “Ne derangez pas. Je regarde Canal Plus.”

vrijdag 29 juli 2011

Optimistisch sofisme

-Ik heb goed nieuws en…
-Laat me raden: slecht nieuws.
-Zo voorspelbaar ben ik niet. Nee, ik heb goed nieuws en geen slecht nieuws!
-Kijk, zo mag ik het horen. En wat is dat goede nieuws dan?
-Het goede nieuws is dat ik geen slecht nieuws heb.
-Juist ja.

zaterdag 23 juli 2011

Calorieën? Ongezond spul!

De Groene staat deze week in het teken van eten. Het ene onvergetelijke stuk na het andere. Hassan Bahara beëindigt zijn artikel over de correlatie tussen ramadan en suikerziekte met de volgende uitsmijter (pun intended): “Bij Mohammed geen dampende schotels en hoog opgestapelde pannenkoeken, maar juist on-Noord-Afrikaanse beperkte hoeveelheden. Het is misschien zuinig en de oude garde Marokkanen en Turken zal het misschien als een beledigend teken van ongastvrijheid opvatten, maar je hoeft in ieder geval niet te vrezen dat je aders ervan zullen dichtslibben met calorieën en ander ongezond spul.”

Oslo

Die halvegare eenlingen die aanslagen plegen lenen zich goed voor romanfiguren. Hoeveel afschuw zo’n blonde gast ook inboezemt, je kijkt toch net iets gretiger naar het journaal dan anders – no pun intended.

zondag 17 juli 2011

Tree of life

Ofschoon de film alweer een week of vijf draait in het LHC, en ondanks het tijdstip: een zondagmiddag kwart over een, hartje zomer, toch nog ruim dertig mensen in de zaal om Terrence Malicks Tree of life te zien. Twee mensen lopen na ongeveer een half uur de zaal uit en even daarna verdwijnt het stelletje dat vlak voor me zat: liever dat dan dat ze uit verveling gaan zitten vozen. In de Groene wordt de film bewierookt door Willem Jan Otten, maar dat is een katholiek en een film als Tree of life is voor een katholiek natuurlijk koren op de molen. Otten zegt na wat de roodharige Maagd Maria in het begin van de film vertelt geleerd te hebben bij de nonnetjes: er zijn twee wegen te bewandelen in het leven, die van de natuur en die van de genade. Papa Pitt bewandelt de weg van de natuur, moeder Chastain (what’s in a name) die van de genade. Of om met Schopenhauer te praten: Pitt doet het willen, Chastain het door liefde verzaken. Wat de film toont of beter: verbeeldt, is dat de weg van de natuur de vermaledijde is en die van de genade, die van de liefde het ware pad. In die zin is de film programmatisch of hoe zeg je dat zonder ongeletterd over te komen? Voor Otten is dat geen bezwaar. Hij stelt dat er al genoeg filmers zijn (hij noemt o.a. Stanley Kubrick) die uit de absurditeit van het leven de conclusie trekken dat het leven zinloos is, “het bestaan een jungle, wat ons te doen staan is succes te hebben, het recht in eigen hand te nemen (…)”. Geheel toevallig heb ik afgelopen week Kubricks Barry Lyndon gezien en die film toont inderdaad aan dat het bestaan een jungle is, maar propageert toch echt niet het najagen van succes en eigen richting, want beide verschijnselen komen in de film aan bod en beide leiden alleen maar tot verdriet en ellende. Nu ik Kubricks Barry Lyndon toch heb genoemd: ik denk dat het zinnig is beide films met elkaar te vergelijken. Beide films zijn lang en episch, beide films bestaan uit prachtig beeldmateriaal en beide films hebben een bijzonder mooie filmscore. (Is het iemand opgevallen hoe toepasselijk dat stukje uit de derde symfonie van Gorecki is in Tree of life? Want ja, daarin wordt ook een gestorven zoon door zijn moeder beweend…) Verschil tussen de beide films is dat Kubrick een ironische verteller heeft for comic relief en Malick ijsklontjes. Ander verschil is dat de muziek bij Kubrick smaakvol is en voor een aangename cadans zorgt, terwijl Malick de muziek soms voor zijn karretje spant en aanwendt voor effectbejag. Maar het grootste verschil is toch dat Kubrick toont hoe het leven is (aantobben) zonder te zeggen hoe het dan wel moet en dat Malick je de weg naar het licht toont. Klinkt alsof ik op de hand van Kubrick ben en dat ben ik ook want ik vond Barry Lyndon fenomenaal, maar dat neemt niet weg dat ik vanmiddag genoten heb ik van Tree of Life mede vanwege “de lenige cameravoering”. Vooraankondigingen zijn toch op een bijbels ding? De moeder dino bij de dode baby dino. En die Brad Pitt jongens, die drukt zijn onderkaak naar voren om er meer als een stubborn Texaanse boer uit te zien. Geniaal! Zou –t- ie dat zelf verzonnen hebben? En verdomd, weer geen blote tieten!

dinsdag 12 juli 2011

Il faut cultiver son jardin

11 juli 2011
21:54:55

Veel tuinwerk maakt de geest lichter (en het lichaam zwaarder) (in de zin van strammer).

Als ik in de tuin werk, pops dikwijls Forsaken gardens van Peter Hammill to mind.

Dit is de vloek die op Ivo Niehe rust: vier talen tot in de puntjes beheersen en nimmer een zinnig woord te zeggen hebben.

Ik moet een twitteraccount starten.

zaterdag 9 juli 2011

Slachtoffers

Na het zwemmen rustte ik uit in de sauna en overdacht het woord slachtoffer. Ik ben 44 nu, het mocht onderhand weleens dat ik me over dat woord verbaasde. Want is het niet zo dat we dat woord zo vaak gebruiken in officiële berichtgeving wanneer er bijvoorbeeld weer eens doden te betreuren zijn of wanneer er gewonden gevallen zijn bij een ongeluk of iets dergelijks, ik bedoel, kom aan, ik noem maar wat; dat we dat woord dus zo vaak gebruiken dat we voorbijgaan aan het feit dat we het constant in de figuurlijke zin gebruiken? Wanneer zal dat woord zijn intrede hebben gedaan in de Nederlandse taal? Ergens ten tijde van de reformatie wellicht, toen de bijbel in het Nederlands vertaald werd? De slachtoffers in het verkeer danken dus hun naam aan lammetjes die in bijbelse tijden gekeeld en verbrand werden door een collectief van halvegaren die daarmee een of andere ingebeelde hogere macht probeerden gunstig te stemmen. Toch merkwaardig.

maandag 27 juni 2011

Flauna en fora

Een koe, een stier en een kalf; maar in plaats van dat het kalf dronk, dronk de stier!

Een musje zat achter een motje aan, een andere mus ging ermee vandoor. Dag mot. Je maakt nu deel uit van een groter dier. (Met de complimenten van Hans Faverey).

De stokroos die nu al langer dan twee meter is, bekend eindelijk kleur: een knop komt uit en vertoont een mooi naar rood neigend lila. (Dat kan in mijn kleurenleer.)

zaterdag 18 juni 2011

The American

The American kreeg indertijd vier sterren in de Volkskrant. Zou dat komen omdat ze de film een paar maanden later aan de abonnees cadeau zouden doen? Erg mooie plaatjes, jawel, maar misschien moet iemand die Anton Corbijn uitleggen dat een speelfilm meer is dan een fotoalbum. En wat dreef George Clooney om als producent centjes in die film te steken? Eerder dan een eerbetoon is hij een parodie op de zwijgzame loner uit de spaghettiwestern waarnaar in de film –heel subtiel! – verwezen wordt. Eerste vereiste voor een spannende film: een pakkend verhaal. Niet wat vaag en ongemotiveerd gezever over een mister butterfly die aan wapens knutselt en vul het voor de rest zelf maar in, kijker, want hoe vager hoe diepzinniger, nou eg ni dus. Die malle pastoor ook in die film met zijn bastaardzoon de autodokter, om je een kriek te lachen. Kortommo, Sjors Kloenie als man van weinig woorden in een verhaal te bespottelijk voor woorden. Daar valt niet tegenaan te acteren, ook niet door Thekla Reuten. Goed shot van haar billen bij haar introductie, daar niet van, verdomd lekker kontje. En haar snoetje is ook leuk. Telkens als Thekla in beeld verschijnt de gedachte dat ik graag in haar gezicht zou klaarkomen. Neem het mij niet kwalijk, die wens koestert vrijwel iedere rechtgeaarde man. Niet dat ik zo’n rechtgeaarde man ben, maar dat is een ander verhaal. Ook de beelden van de Italiaanse prostituée Clara werken penisvergrotend. Ik kan me goed indenken dat Sjors er met haar vandoor wil. Maar dan moet ie zich niet door Pavel (nog zo’n Hollandse glansrol, van kom, hoe heet ie, dinges) in de buik laten schieten, de sukkel. Heeft ie de film zelf geproduceerd, gaat ie nog dood net op het moment dat alles ten goede kan keren… Wat een gemiste kans.

vrijdag 17 juni 2011

Smaakjes

Erg boeiend is het niet, maar die uitzendbureaudame in die uitzendbureaureclame waarin een ervaren lasser gezocht wordt, heeft net zo’n mond als Carice van Houten. Carice van Houten heeft inhoud, dat wil zeggen ze fungeert als uithangbord voor de webwinkel van de Volkskrant. Daar mag ze haar favoriete films, boeken en cd’tjes aanprijzen. Met typische Carice quotejes als: “"Toen Tom nog een lieve stem had. Tot vervelens toe gedraaid tijdens het klaverjassen. Met whiskey. Dat wel." Of: "Zeer inspirerend (dun!) boekje. Die Deepak snapt 't wel." En: "Onschuldige romantische en grappige film. Een van mijn lievelings. Ook verliefd op tappende Gene Kelly trouwens." Tot slot: "Mijn nieuwste favoriete band. Ben ook een beetje verliefd op de zanger. Al is hij een kop kleiner en knipt hij zijn haar met een blinddoek voor." Zoals gezegd, erg boeiend is het niet.

zondag 12 juni 2011

HHhH

Lees momenteel HHhH van Laurent Binet. Ik ben 70 pagina’s ver en ervaar zeker leesplezier, al zitten de interviews met Binet die ik gelezen heb me een beetje in de weg. Ik heb er namelijk moeite mee als hij keer op keer stelt dat hij recht wil doen aan de historische werkelijkheid en niet wil fabuleren. Zo schrijft hij ook. Hij schrijft niet alleen het verhaal van een gruwelijke SS officier en twee Tsjechische verzetshelden die een aanslag op hem plegen, hij vertelt ook heel nauwgezet hoe hij tot de reconstructie is gekomen en weidt daarbij zeer wijdlopig uit over zijn research en over zijn overwegingen iets wel of niet via de fantastische weg toe te voegen. Ondertussen fabuleert hij wel degelijk. Dan kan ook niet anders – zo schrijf je een roman. Daarbij komt, hij doet dat tamelijk opzichtig. In het begin van het boek lees je hoe hij op school geplaagd wordt met de Jodennaam Süss, en hoe hij daarom boos wordt. Na vijftig pagina’s keert dat terug, dan is er iemand van NSDAP die een onderzoek naar hem instelt, veronderstellende dat hij een Jood is. Hij doorstaat het onderzoek, maar de schrijver, die eerder stelt dat hij niet zo gelooft in kantelmomenten in een menselijk karakter, benadrukt dat vanaf dat moment “sa haine croît contre le peuple maudit”. Het boek is werkelijk bedolven onder loftuitingen van zowel binnenlandse als buitenlandse pers: ik moet nog zien in hoeverre dit terecht is. Wat voor Binet pleit is zijn heldere stijl die ook voor iemand als ik met beperkte kennis van het Frans zeer toegankelijk is. In zijn nadeel pleit dat hij afgeeft op Houellebecq, die de man is, zeg zelf.

zaterdag 11 juni 2011

Twee puttertjes

Wandelend over de Waaldijk zag ik twee putters de distels induiken. Telkens als ik naderbij kwam vlogen ze op om tien meter verderop weer in de distels neer te strijken. Ik wilde hun roodwitte kopjes (tijdelijk) vereeuwigen met de camera op mijn telefoon, maar dat was een frustrerend proces: je snapt, steeds een stap te laat. Bovendien begreep ik dat ik al fotograferend vergat te kijken. Beter is het een imprint te maken op de interne geheugenkaart onder mijn schedeldak: de roodwitte kopjes, de gele baan over de breedte van de vleugels, de dansende vlucht, het ijle gekwinkeleer.

maandag 6 juni 2011

Tonio

Las op de wc Marja Pruis d’r recensie van Tonio: een requiemroman. “In zoverre Tonio een roman wil zijn, inclusief de speurtocht naar een ‘missing link’ in de persoon van een meisje op wie Tonio misschien wel verliefd was en een uitgestelde hypotheose, waarvoor Van Der Heijden de hele literaire fanfare uit de kast trekt, treft mij, en ik zeg dit met de uiterste prudentie, het boek als iets obsceens.” Een anakoloet van jewelste, en dat met de uiterste prudentie. Hebben ze geen redactie daar bij de Groene?
Vorig jaar zomer heb ik een bundel dagboekaantekeningen van Adrie van der Heijden gelezen, saai grotendeels, zeker de aantekeningen gemaakt tijdens de gezinsvakanties in Zuid Frankrijk. Toch was er iets wat me in die aantekeningen ontroerde: de kleine Tonio van wie ik meteen begreep dat het een lieve zachte jongen was. Als hij met zijn hengeltje vissen ging en zijn vader hem vanachter zijn schrijfmachine goede vangst toewenste, beantwoordde hij dat met “goede typ!” Hij wilde ook de vissen geen pijn doen met het haakje, als ik het me juist herinner.

zaterdag 28 mei 2011

Parkzicht

Naarmate je ouder wordt, lijkt de stad waar je loopt te krimpen. Sowieso: als kind moest je twee stappen zetten tegen nu een, maar ik heb het niet uitsluitend over de oppervlakte. De plekken worden vertrouwder en verliezen iets van hun oorspronkelijke betovering. Dat daar een nieuwe, zeg een soort van afstandelijke betovering voor in de plaats komen kan, ervoer ik hedenochtend toen ik langs het leegstaande pand van Juffrouw Tok wandelde. Een binnenbrand heeft het een maand of twee geleden onbruikbaar gemaakt. Maar ook aan de buitenkant is het gebouw door de brand en het blussen van de brandweer aangetast. Plamuur is afgebladderd en het is alsof zo op het gebouw het verleden is komen bloot te liggen. De hemeltergende banaliteit van een kipkluifrestaurant is van het gebouw afgeschraapt en in zijn aandoenlijke naaktheid hint het weer naar die tijd dat er een heus restaurant met Franse keuken in het pand huisde, gezien het uitzicht op het park heel toepasselijk Parkzicht genaamd. Het is zeer wel mogelijk dat Parkzicht indertijd een middelmatig restaurant was, voor een restaurant met exquise gerechten ontbreekt in een kleine arbeideristische provinciestad namelijk ten enenmale het publiek, maar dat is kennis waarover ik als kind niet beschikte. Ik zal er een of twee keer met mijn ouders of met alleen mijn moeder gegeten hebben, voordat het van eigenaar veranderde en het uitgebaat werd door een Italiaanse pizzabakker, en veel weet ik daar niet meer van, maar het is zo verleidelijk om je chique afstandelijke obers voor te stellen en live pianomuziek op de achtergrond. Zoals zo vaak lukt het mij niet precies te zeggen wat ik zeggen wil.

Faits divers

Een overenthousiaste en praatgrage ober in het restaurant waar ik vanavond met mijn moeder at, maakte bij zijn opsomming van de verse visvoorraad consequent de tamelijk komische fout om te zeggen dat de tarbot “geheel werd opgediend” in plaats van “in zijn geheel”.

Gestuit op een Franse uitdrukking die deksels grappig klinkt in de oren van een Ollander: être flapi. Ik ben bekaf. Ofte wel: Je suis flapi.

Toen ik afgelopen donderdag op het eind van de werkdag naar de nieuwsberichten luisterde en hoorde van de EHEC-bacterie en de door de bacterie veroorzaakte diarree, schoot mij vrij spontaan de volgende aanzet tot een burlesk scatologisch liedje te binnen:

Je moet nodig schijten.
Je rent naar de plee.
Je bent al te laat.
Het zit je niet mee:
Je hebt… diarree (2x)

zondag 22 mei 2011

Met de bus naar Parijs (en met de trein terug)

Mijn moeder met een buslading vol plattelandsvrouwen uit haar geboortedorp naar Parijs. Als ze daar een fabriek bezichtigen, menen ze daar “achter een machine” een bekende te zien. “Is da nie Gert Jan van Hèmert?” De dames lopen naar hem toe maar hij negeert ze straal. Dan gaat mijn moeder; mijn moeder herkent ie; ze maken een praatje. Als mijn even later op zoek gaat naar de plattelandsvrouwen, blijkt dat die al vertrokken zijn. Gert Jan moet uitkomst bieden. Hij brengt haar naar de plek waar de bussen vertrekken. Maar de bus met plattelandsvrouwen is al vertrokken zonder op mijn moeder te wachten. “Geen paniek,” zegt Gert Jan, “ik breng je naar het station.” Gert Jan zorgt dat mijn moeder op de juiste trein stapt. “Denk eraan, overstappen in Rotterdam.” Eindstation bereikt belt ze mij of ik haar ophalen wil.

zaterdag 14 mei 2011

Stukjes schrijven

Het voornemen om dan toch maar minstens een keer per week een stukje te schrijven. Als het met verhalen of dingen van (nog) langere adem niet lukt, wegens tijdgebrek, wegens talentgebrek, wegens wat dan ook, dan tenminste een stukje. Om een vorm te vinden, om me tot schrijven te dwingen. Een keer per week. Of een keer per twee weken. Een keer per maand. En waarover in Godsnaam? Over de muur waar ik naar staar als ik nadat ik koffie gedronken heb bij Hotel de Wereld een sigaretje rook en over dit stukje mijmer? Als ik niets weet om over te schrijven of gewoon de overtuiging mis – want dat is het natuurlijk, er is immers altijd wel iets om over te schrijven – vlucht ik algauw in leesgedrag. Goeie literatuur lezen is nuttiger dan zelf zinloos en op niks af dingen op te schrijven. Lezen is nooit verloren tijd. Lezen is zelfontplooiing. Maar dan opnieuw: waarom zou een mens zich in Godsnaam willen ontplooien? Dan weet je dingen en heb je smaak: wat dan nog? Als het je bedoeling is gelukkig te worden in dit leven, zul je met zelfontplooiing niet ver komen. Zelfontplooiing is ijdelheid, is egoïsme, net als schrijven dat is of n’importe wat voor persoonlijke doelen nastreven. Zoals toegeven aan een verslaving aan seks of roesmiddelen instant behoeftebevrediging is, symptoombestrijding tegen de steeds maar weer drukkende last van het Zijn, zo is studie en zelfontplooiing uitgestelde behoeftebevrediging onder het mom van zingeving, behoeftebevrediging of behoefteomzeiling op de lange termijn. Afgelopen donderdagavond vergat een Turkse mevrouw in een scootmobiel haar boodschappen mee te nemen aan de kassa van AH. Ik liep haar na en overhandigde haar de vergeten kukident en broccoli. Zij bedankte mij heel vriendelijk.

Het zal wel

In de Groene Amsterdammer schrijft Manon Uphoff een hartstochtelijk maar nogal verward en weinig overtuigend pleidooi voor Badal, de roman van Anil Ramdas.

donderdag 5 mei 2011

NEDS

Eindelijk, eindelijk! Vanmiddag voor het eerst in mijn leven helemaal alleen in een bioscoopzaal gezeten, zelfs anderhalve man en een paardenkop waren thuisgebleven. Of ik nog een inleiding bliefde, nou nee, doe het licht maar uit en zet de tijdmachine maar aan, terug naar de jaren zeventig in Glasgow. Tijdens het begin van de film ben ik sceptisch. Sociaal determinisme, denk ik, ga ik daar wel wat aan vinden? Nou ja, ik verveel me niet met de film, dat is al iets. Ik betrap me op de gedachte dat ik de casting van de meisjes goed vind: zo ze al op enige schoonheid te betrappen zijn, dan danken ze die aan hun jeugd, maar ze zijn toch voornamelijk arbeideristisch lelijk, die vriendin van John heeft dan ook nog zo’n vieze grote dikke moedervlek op haar dij, vies en stiekem toch een beetje geil. Geestig aan de film is dat ie, hoewel een typisch toonbeeld van sociaal realisme dat de Britse filmindustrie zo hoog in het vaandel schijnt te hebben (ik doe ook maar net of ik er verstand van heb), van onwaarschijnlijkheden aan elkaar hangt. Marcus est in horto – en niemand in de klas behalve John die weet waar Marcus uithangt. Dat waren lui die voor het derde jaar Latijn hadden. Ik heb nooit Latijn gehad op school, maar mooi dat ik “In de tuin! In de tuin!” zat te roepen. Dat kon ik doen, ik zat toch alleen in de zaal. Jezus die van het kruis komt voor een robbertje stoeien, dat vind ik best geloofwaardig, wetende dat John iets de diep in de lijmzak gekeken heeft; maar dat hij nadat door vier man genadeloos in elkaar geslagen is, met knuppels op zijn hoofd gemept en al, een poosje later gewoon weer zonder een schrammetje tussen de onbenullen in de schoolbanken plaatsnemen kan, dat vind ik dan weer wel opmerkelijk. Leuk was wel weer dat er op de muur achter zijn naam Wanker gekalkt was en dat je hem in een volgende scene tussen de pornoblaadjes in slaap zag vallen. Film had wat korter gekund wat mij betreft, en het schortte echt aan een paar blote tieten.

maandag 2 mei 2011

Onzekerheid daalde over haar neer

Een uurtje voor de film begint, drink ik een cappuccino bij Keek terwijl ik de boekenbijlage van de Volkskrant lees. Op de voorpagina het kittige koppie van Iris Koppe. “Ik creëerde mijn eigen populist” is de quote. Paginagroot interview met het meisje in het binnenste van de bijlage. Ze heeft niet alleen een kittig koppie, ze heeft ook fijne benen: maar liefst twee foto’s van de jonge schrijfster die met sexy gebogen knie in het venster van vermoedelijk haar woonstee poseert. Ze heeft een boek geschreven over politiek populisme. De politieke populist in kwestie heeft zijn pijlen evenwel niet gericht op de moslims of de buitenlanders, maar op de digitalisering. Is dat absurdisme of kiezen voor de veilige weg? Hoe dan ook, het lijkt me voor een lezer een hele klus om betrokken te blijven bij een verhaal van een roman lang over een populist die ipod’s en mobieltjes in een blender doet. Er staat ook een citaatje uit de roman in het interview: “Onzekerheid daalde over haar neer nu ze zo duidelijk zag dat haar ouders niet meer in de toekomst geloofden.” Als ik zo’n zin lees, heb ik meteen gegeten en gedronken. En ook nadat ik het interview uitgelezen heb, overheerst de indruk dat ik met saai juffie van doen heb die hoogstwaarschijnlijk een draak van een roman geschreven heeft. Maar ik zal het wel mis hebben. Ze zal heus niet alleen dank zij haar mooie benen paginagroot in de Volkskrant staan.

zaterdag 23 april 2011

Grote teen

Bij het keren voelde ik telkenmale dat er aan mijn grote teen getrokken werd. Het scheen vaker voor te komen in het zwembad. Zij die ik voor daders aanzag, bleken zelf slachtoffers te zijn. Zo gaat dat in dromenland. Er waren zelfs mensen die tijdens het zwemmen hun grote teen verloren, het ging er gewelddadig aan toe. Er werd een politieonderzoek ingesteld dat niets opleverde. Toen werd ik wakker omdat ik pissen moest.

dinsdag 12 april 2011

Ghedighdt

Ik sliep zo lekker.
Toen ging de wekker.

maandag 11 april 2011

Jean Genet

Nu ik na dik twintig jaar Journal du voleur van Jean Genet herlees, ditmaal in de originele taal (met een beetje hulp van de vergeelde vertaling van twintig geleden) (die toen al minstens vijftien jaar oud was) (antiquarisch aangeschaft) (met op pagina 175 het onvergetelijke stukje vertaalkunst: “Hier zou ik nooit liefde kunnen maken”), verbaas ik me erover hoeveel invloed dat boek op mijn onbewuste poëtica heeft gehad destijds. Want dat is wat ik wil (of zou willen, zo ik schrijven kon): met schijnbare nonchalance vertellen wat je hebt meegemaakt en daarbij bespiegelingen hebben, af en toe de werkelijkheid fabuleren en niet bang zijn apodictisch in het ongerijmde te zijn. Qua thematiek heb ik niet zoveel met Genet, ik heb de zelfkant maar zeer mondjesmaat opgezocht, en mis ten enenmale de behoefte de misdaad te romantiseren en met een nieuwe, op de zelfkant geënte moraal op de proppen te komen, dat zou in deze tijd trouwens ook nogal achterhaald zijn. Het is niet dat ik te bourgeois ben, maar wel voorzichtig en achterdochtig. Er zit meer Léauteaud dan Genet in mij (ook niet iets om trots op te zijn). Als ik me dan toch wil spiegelen aan (de persoonlijkheid van) een schrijver, dan aan Orhan Pamuk. Of aan John Coetzee. Zelfs in Elfriede Jelinek zag ik destijds iets vanzelf terug. Allemaal Nobelprijswinaars, nota bene. Ik denk dat ik meer talent heb voor affiniteit dan voor schrijven.

zaterdag 9 april 2011

Ghedigd

Hup daar is Willem met de waterpomptang de nijptang en de combinatietang

Misschien hebt u wel even tijd voordat u in uw broekje schijt

Fly away little (onverstaanbaar)

Met je dikke lul.

vrijdag 8 april 2011

Lagge wah

-Wah motte gij van de bakker?
-Doe mar sun dochter.

zaterdag 2 april 2011

Schaunstuber

Vannacht gedroomd van een gesjeesde componist die Schaunstuber heette. In zijn kielzog een hoer of een courtisane die Chrysant genoemd werd.

vrijdag 25 maart 2011

Vrij naar Dante (vermoedelijk)

Ergens halverwege de wandeling, toen omkeren geen zin meer had, moest ik plotseling enorm schijten.

woensdag 9 maart 2011

droomcursus

Merkwaardig droomsel vannacht. Ik was met een meisje dat ik kende van de middelbare school. Ergens in de bossen bij de zee hadden we een cursus van het een of het ander. We gingen achter in het lokaal zitten. Zij gaf mij haar telefoonnummer en stopte haar telefoontje in haar onderbroek, trilfunctie aan. Zij trok mij stiekem af, ik belde haar: het was een leuke cursus zo.

zaterdag 5 maart 2011

Neminem laede, imo omnes, quatum potes juva

Mijn dood kwam echt volslagen onverwacht. Als een donderslag bij heldere hemel, zoals dat heet. Onder die heldere hemel zat ik op een zonovergoten terras. De donderslag was een man die een mitrailleur uit een grote sporttas haalde en in het wilde weg om zich heen begon te maaien. Ik was een van zijn slachtoffers.

Alsjeblieft. Dat zou zomaar het begin van een fascinerende roman kunnen zijn, met veel actie en geweld en met, lekker origineel, een verteller aan gene zijde.
Maar sorry, nu even niet. Nu is het tijd voor moraliteit. Luister.

Als de leefregel Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet door iedereen in acht zou worden genomen, hoeft dat noodzakelijkerwijs nog niet tot een vredige en geweldloze samenleving te leiden. Stel iemand vindt het plezierig om, bijvoorbeeld op grond van een seksuele voorkeur, vernederd, uitgescholden en geslagen te worden. Zo iemand zou met een gerust hart anderen kunnen vernederen, uitschelden en slaan, zonder dat hij daarmee die zogenaamde gulden regel overtreedt. Beter is het dus om die regel te herformuleren en wel als volgt: Wat een ander niet wil dat hem geschiedt, joh, doe dat hem dan ook niet. Als iedereen zich daaraan zou houden en daarbij ook niet te beroerd zou zijn om af en toe een helpende hand toe te steken, staat niets het eeuwigdurend vrederijk meer in de weg. Wel nog even natuurgeweld, ziektes, veroudering en andere calamiteiten uit de wegruimen. Dat is ons mensen niet een twee drie gegeven, maar we mogen ook best eens een beroep doen op God: moet die Luie Flikker ook maar eens de handen uit de mouwen steken.

woensdag 2 maart 2011

Partij voor de (andersoortige) dieren

Lekker boeiend, stemmen voor de provinciale staten. Evenwel twee keer stem uitgebracht op Partij voor de Dieren. Uit pragmatisme vooral.

vrijdag 11 februari 2011

Barack Obama belt met Hosni Mubarak.

-Wat hoor ik nou, Hosni, ben je afgetreden?
-Yep. Ik was al dat gejoel en gejou van mijn onderdanen meer dan moe, Barack.

maandag 7 februari 2011

Black Swan

Black Swan was, om maar eens een infantiele Engelse uitdrukking te gebruiken: mind blowing. Trok veel bekijks ook. Om half een al bijna een halve zaal vol, om drie uur, toen ik de zaal uitkwam, stond er een grote rij. Terecht, de film is knappe horror over een lief meisje met danstalent dat niet los kan komen van haar dominante moeder en haar eigen superego. Hang naar succes en prestatiedrang maken dat ze zichzelf probeert vrij te maken, maar dat gaat bepaald niet zonder slag of stoot. Ze moet afrekenen met haar moeder, met haar argwaan, en, naarmate ze doorzet, met haar waanbeelden, die haar grootste vijand zijn – en de grootste troef van de film. Meer dan formidabele rol van Natalie Portman als Nina, wat minder overtuigend vond ik het acteerwerk van haar tegenspeler Vincent Cassel als balletdirecteur. Vincent Cassel is nu eenmaal overtuigender als autodief dan als balletdirecteur. Barbara Hershey (nooit van gehoord verder) was daarentegen prima gecast als moedertje lief.

dinsdag 1 februari 2011

Opstand

Zeer lezenswaardige column van Peter Giesen in de Volkskrant van vanochtend. Egypte en Tunesië indachtig was het onderwerp de opstand. De wekelijkse column van Giesen is een filosofische of tenminste levensbeschouwelijke en duiding van de situatie vond plaats aan de hand twee essaybundels van Albert Camus: De Mythe van Sisyphus en De mens in opstand, twee boeken die op mij toen ik begin twintig was grote invloed hebben uitgeoefend, overigens om andere dan politieke redenen. Waarom mijn sympathie veeleer bij Camus ligt dan bij Sartre, is wel politiek gemotiveerd. Camus kiest in zijn De mens in opstand voor het individu, voor de mens en zijn waardigheid, wat leidde “tot de beroemde breuk tussen Camus en Jean-Paul Sartre, een overtuigd communist die revolutionaire terreur onvermijdelijk achtte.”

zaterdag 29 januari 2011

Buikschuifhaai

Las terwijl ik zat te schijten een stukje in de krant over the making of Jaws. Prompt droomde ik de daarop volgende nacht over een soort pakhuis waarin ik opgesloten was en waar door een of andere snoodaard haaien werden losgelaten die blijkbaar prima konden ademen op het droge en bovendien erg vlug konden buikschuiven. Gelukkig voor mij was het zo dat telkens als ze mij te pakken kregen, de persoon die ik was of dacht te zijn, veranderde in een ander, zodat ik toeschouwer werd in plaats van slachtoffer. Erg filmisch allemaal, met als meest spectaculaire shot dat van een haai die zich met slachtoffer en al in een houten kist boorde, zoveel vaart had ie.

vrijdag 21 januari 2011

Vanwaar toch die bruine beer?

Een collega vertelt over een vriend die 70 hobby’s heeft: soixante neuf en vissen. ’s Avonds zie ik voor de zoveelste keer de reclame voor de nieuwe Volvo V60 met die prachtige zwarte panter die in de achterbak springt. ’s Nachts droom ik dat ik aan de Linge zit ergens in een weiland. Rechts van me nadert een zwarte panter, niet agressief, wel vervaarlijk. Links van me komt een grote bruine beer aangezwommen; hij klimt de oever op en ook hij komt mijn kant uit. De schemering valt in en ik voel hoe ik door lichte paniek bevangen raak. Als de twee roofdieren mij heel dicht genaderd zijn, laat ik mij zachtjes in het water vallen, zonder te plonzen.

zaterdag 8 januari 2011

Ik ben een aap

Een uurtje gelezen in de Aap en de filosoof van Frans de Waal. Hoewel ik het grotendeels met zijn stellingen eens ben, vind ik zijn argumentatie lang niet altijd even sterk. En wat te denken van deze fout tegen de logica:
“Al is het waar dat dieren geen mensen zijn, het is even waar dat mensen dieren zijn.”
Of van een bewering als:
“Als de menselijke moraal daadwerkelijk kon worden teruggebracht tot berekening en geredeneer, zouden we sterk op psychopaten lijken, die wel degelijk niets goeds in de zin hebben als ze aardig doen.”
Als je betoog zo meent te moeten onderbouwen, ben je erg verkeerd bezig.
Toch is de strekking van het boek in overeenstemming met mijn intuïtieve aannames. En ook de Schopenhaueriaan in mij heeft weinig reden om in opstand te komen. In feite verklaart Frans de Waal moraliteit op een darwinistische, genetische manier, daar waar Schopenhauer dat doet met behulp van de metafysische filosofie. De uitkomsten en conclusies zijn prima met elkaar te verzoenen.
Al zou De Waal wel gebaat zijn met wat Schopenhaueriaans schrijftalent.

vrijdag 7 januari 2011

But in that dream of death...

Het duurde een poos voordat ik in slaap viel. Maar toen ik dan eindelijk tot rust kwam, was het alsof er een zwarte vlek voor mijn ogen kwam, die uitwaaierde. Alsof mijn bewustzijn allengs werd uitgevlakt. Het was een aangename ervaring; een geheel vrijwillig wegglijden; geen behoefte om tegen te stribbelen. De ervaring had iets geruststellends. Als sterven t.z.t. zo zal gaan, niet met overgave maar veeleer met kalme instemming vervloeien, oplossen, uitdoven, dan teken ik ervoor.