dinsdag 30 april 2013

Repressieve tolerantie

Repressieve tolerantie, kent u dat begrip nog? Zelden werd hier een beter staaltje van gegeven dan gister bij Pauw en Witteman. Troela Terpstra aan tafel, die papzak van de Telegraaf, de journaliste die de antecedenten van Maxima had opgeduikeld toen Willem-Alexander voor het eerst in Zuid Amerika op vrijersvoeten was, een quasi-kritische neerlandicus en tussen Herman Pleij en Job Cohen ingeklemd Johanna zonder achternaam. Herman Pleij, doodmoe word ik van die man. Je kunt de tv niet aanzetten of hij zit weer overenthousiast en zogenaamd geestig dingen in een historische context te plaatsen. Dat hij met de stand van zijn ogen de hele tafel bij Pauw en Witteman kan overzien is hem niet genoeg. Als hij aan het woord is, moet hij ook zo nodig brede handgebaren maken, zodat Joanna met haar niemand-is-illegaal-shirtje helemaal in de verdrukking komt te zitten. Gelukkig heeft ze Job Cohen nog, de republikein, die haar te hulp schiet als die dikke Terpstra verontwaardigd reageert op Willempje Prik. Laat die kinderen toch! Zolang ze geen stenen gooien is het toch goed?

zaterdag 27 april 2013

Bel-Ami

In Parijs heb ik op Cimetière de Montparnasse halfslachtig en vruchteloos naar het graf van Guy de Maupassant gezocht. Als goedmakertje ben ik toen ik thuiskwam in Bel-Ami begonnen. Allereerst: wat een verademing om na een stroperig academisch voorwoord van dik twintig vagina’s de eerste zinnen van de meester zelf te lezen! Heldere taal, beeldende taal, geen stoplappen, geen nodeloze opsmuk, maar zeker ook geen karigheid: gewoon het juiste woord op de juiste plaats en dat met enige zwier. Intussen ben ik ongeveer halverwege et je me régale. George Duroy, dit Bel-Ami, is een armoedige streber die dankzij zijn knappe voorkomen tot welstand komt, maar dat gaat niet zonder slag of stoot. Het knappe van de roman is dat Duroy geen sympathiek heerschap is noch zeer antipathiek, let’s say vooral pragmatisch en niet al te scrupuleus (zonder dat ie nou meteen over lijken wil) en dat dat desondanks geen flat character oplevert, maar iemand van vlees en bloed met wie je meeleven kutn. (Ik bedoel uiteraard kunt maar kutn is weer eens wat anders.) Komt bij dat Guy de Maupassant de mensheid met dezelfde vileine blik beziet als zijn leermeester Gustave Flaubert, de samenleving wordt nogal eens op de hak genomen, er valt kortom ook heel wat te lachen. Like said, je me régale. En nu ga ik een grote dikke drol van stront bakken, want dat moet ook gebeuren.

maandag 15 april 2013

Clochard

Tegenover Brasserie Lipp leunt een clochard moeizaam tegen een plataan. Hij frommelt zijn gulp open en doet erg lang over een plas. Is zijn prostaat net zo groot gegroeid als zijn baard? Wat een zwaar leven..! Hij is denk ik de vijftig net gepasseerd; hij heeft nog wat jaartjes voor de boeg. Wat houdt hem op de been? Welke vergezichten maken dat hij niet gewoon het bijltje erbij neergooit? Of maakt een dagelijkse fles wijn zijn leven dragelijk?

zaterdag 6 april 2013

Rafelranden

Nog een gratis boekje gelezen deze week: Rafelranden van de Moraal van A.H.J. Dautzenberg. Ten opzichte van het niemendalletje van Kees van Kooten een stuk interessanter, dat sowieso. Het is een soort van activistisch boekje met een opsomming van het “opzienbarends” dat de schrijver in de aflopen tijd teweeg heeft gebracht. Want Dautzenberg heeft een nier afgestaan (waar ik een diepe buiging voor maak), hij is nadrukkelijk in de bres (pun intended) gesprongen voor mensen die het met kinderen willen doen (moedig) en heeft een interview met Arnon Grunberg half en een interview met Lemmy Kilmister helemaal gefabuleerd. Er zit een soort van maatschappijanalyse in dat boekje, die misschien als volgt samen te vatten is: Deze tijd is veel benepener dan die van een paar decennia geleden, het lijkt wel of we terug zijn in de jaren vijftig en dat komt door de economische crisis, daar moet een zondebok voor gevonden worden en dat zijn de pedofielen. Verder heeft de schrijver het niet op realisme begrepen en staat het verkennen van de grens tussen fictie en werkelijkheid nadrukkelijk op zijn program. Dat zal wel de reden zijn dat hij dit reportageachtige boekje een novelle noemt.

Verderkijker


De Verrekijker is een boekje waarin de zoektocht naar de oorsprong van een verrekijker een kapstok is voor quasi-ironische overpeinzingen, grappenmakerij en fantasmen. Vroeger was alles beter. En de zoon van Kees van Kooten mocht al op zijn derde jaar in een lange broek. Kneuterigheid troef. Woordspelingen: “Verderkijker.”“Samenkleving.” “Pijnwaar.” “Grenadinejagers.” “Ik zit graag rond middernacht aan de keukentafel met de radio en de televisie uit maar met een fles wijn aan.” Er zullen genoeg mensen zijn die zoiets onderhoudend vinden. Met literatuur heeft het evenwel niets te maken.

Stationsplein

Het was zondagavond en nogal koud. In de treincoupé had achter mij een man van in de vijftig met licht getinte huid gezeten en met naar later bleek een licht accent dat eveneens op een exotische afkomst duidde. Ik stond voor het station contemplatief een sigaretje te roken toen hij naar mij toe kwam gelopen. “Weet u wanneer bus komt?” “Ik stap hier nooit op de bus. Maar waar moet u naartoe?” “Naar Beneden Leeuwen.” Ik loop met hem mee naar het busstation en wijs hem op een joekel van een lichtkrant, waarop staat aangegeven hoe lang het duurt voordat de bus arriveert. “Kijk, Druten, die moet u hebben.” “Waarom vierenveertig?” “Het duurt nog vierenveertig minuten voor de bus komt.” “Ah! Maar het is koud. Is hier een café?” Ik wijs hem een Grieks restaurant met cafetaria waar hij een koffietje drinken kan. Hij vraagt of ik ook moet wachten maar ik zeg nee, ik rook een sigaretje en kijk naar het plein en de lichtjes en probeer door te dringen tot de kern ervan, dat geeft een plezierig gevoel van loskomen van je eigen strevingen, Schopenhauer noemt dat het schouwen van het willoos subject, althans dat is wat de vertaler ervan gemaakt heeft, - hoe Schopenhauer het zelf formuleerde weet ik niet want mein Deutsch ist nicht sehr gut.