maandag 28 januari 2013

Schijtlezen nummero zoveel

De stront gleed weer soepeltjes uit de kont en terwijl ik genoot van een gebenedijde stoelgang, las ik de column van H.J.A. Hofland in de Groene Amsterdammer: Gevaarlijk bondgenootschap. Als je even bijgepraat wilt worden over de toestand in de wereld –voor zoverre die ons Westerlingen aangaat - dan is niets zo verhelderend als het proza van Henk Hofland. Obama doet het goed, roeiend met de riemen die hij heeft, en Netanjahoe kan het beter uit zijn hoofd laten om een preventieve aanval op Iran te doen, zo is het maar net.

zaterdag 26 januari 2013

Stofzuigen

Vanavond heb ik boven gestofzuigd. Kun je bij huishoudelijke klusjes als de vaat doen en de was ophangen fijn naar muziek luisteren, bij stofzuigen is dat iets lastiger omdat de stofzuiger zelf zoveel lawaai voortbrengt. De muziek lekker hard zetten helpt. En even de stofzuiger uit als Peter Hammill die magistrale overgang doet van

As I crawl out further on the limb
something tells me I am crawling

Naar:

in to unknown prophecies and lives
the rainbow's end is hemmed around with knives....

zaterdag 19 januari 2013

Zakdoek

Vanochtend nadat ik bij de bakker was geweest, maakte ik nog een kleine wandeling over de Waalbandijk. Ik werd ingehaald door een jogster met strak zwart nylon broekje. Deinende billen: ik was een en al oog. Een wat oudere hond uitlatende man kwam me tegemoet en in een ooghoek zag ik dat hij mij kijken zag, als je me nog begrijpt. Om me een houding te geven, maar ook omdat ik echt mijn neus snuiten moest haalde ik uit mijn broekzak mijn zakdoek. Net voordat ik snuiten wilde werd ie weggekaapt door de wind. Daar ging mijn zakdoek, het luchtruim in. Grappiger zou geweest zijn wanneer ie in het gezicht van honduitlaatman gewaaid was, praktischer ook want dan had ik hem terug kunnen vragen. Maar nu landde ie halverwege het talud. Zestien jaar geleden van mijn moeder cadeau gekregen met Sinterklaas, een mooie witte zakdoek met initiaal en blauwe bies. Ik probeerde nog naar beneden te lopen om hem te pakken, maar ik zakte enkeldiep weg in de sneeuw. Fuck it, dacht ik. Thuis ligt er nog een met grijze bies.

Neus

De schrijver van Bonita Avenue heeft een heel grote neus. Dat zag ik in 2011 toen ik in Vlissingen was met D. We aten in De Gevangentoren, het enige enigszins redelijke restaurant dat Vlissingen telt, en omdat De Gevangentoren het enige enigszins redelijke restaurant is dat Vlissingen telt, at de jury van het Film by the sea festival daar ook. In die jury ondermeer Peter Buwalda, die ik eerst niet had zien zitten omdat hij achter zijn neus schuilging, waaraan ik hem in tweede instantie herkende, dat dan weer wel. Wie ik wel meteen opmerkte was Sylvia Hoek, die in werkelijkheid even mooi en frêle is als op het witte doek. Diezelfde Sylvia Hoek mocht later dat jaar een keer aanzitten bij DWDD om dat boek van Peter Buwalda te bejubelen. Ze had hem leren kennen bij de jury van etc… Trouwens wat een zelffeliciterend en incestueus programma is dat toch, die DWDD: echt VARA/PVDA. Die tuthola van een Gerdien Verbeet was van de week weer “tafeldame”, en die mocht dan Martijn van Nieuwkerk feliciteren met dat ie omroepman van het jaar geworre was en daarna gingen ze aan tafel met allemaal andere tafeldames en –heren, gezellig babbelen over mensen die iets op te biechten hadden, lekker actueel i.v.m. Lance Amstrong en Oprah Winfrey. Trouwens, ook vorig jaar was Peter Buwalda in Vlissingen. Ik zat met een date in een stranttent te eten, kijk ik om, zie ik wederom Peter Buwalda zitten. “Kijk, daar zit Peter Buwalda, van Bonita Avenue,” zei ik nog. Maar ze kende Peter Buwalda niet.

Practical joke

Wat doet die thee hier op het aanrecht?
O, die staat te trekken.
Ik leg er een tissue bij.
Waarom leg je er een tissue bij?
Hij staat toch te trekken?

woensdag 9 januari 2013

Grappig zijn

Mijn jeugdvriend P. is in zijn leven tenminste twee keer geestig geweest. De eerste keer was toen hij net als ik een ventje was van een jaar of tien. Een auto stopte en een keurige heer vroeg ons de weg. P. legde uit hoe hij moest rijden. Dankjewel jongens, zei daarop het heertje. Niks te danke, gif mar un tientje, was P. z’n commentaar. De tweede keer dat P. in zijn leven grappig was, vond plaats tijdens de keuring voor militaire dienst. Aan P. werd gevraagd bij welk legeronderdeel hij het liefst zou worden ingedeeld. P: Bij de liggende vrèters. Twee keer, zeg ik, maar dan vergeet ik P. zijn geniale verbastering van de naam van ons docent maatschappijleer. De man heette Euwema. Bij P. werd dat Uienvla.