zondag 30 augustus 2015

De Volkskrant is een kutkrant

Las gister een redactioneel artikel van Philippe Remarque in de Volkskrant waarin hij de loftrompet steekt over de… Volkskrant. Zo is hij erg in zijn sas met het stukje van Peter Buwalda die hij in een adem noemt met David Foster Wallace. Sure. Studentikoze onleuke joligheid, tot zover de columns van Peter Buwalda. Stond er ook nog een interview in het boekengedeelte van de weekendbijlage met Basje Bender. Brunette, bruine kijkers, een schoonheid zoals je ze zelden ziet in de Nederlandse letteren. Zo’n jongedame die alles meeheeft en nog best zinnige dingen meldt ook. Al doet die metonymische eerste zin van haar roman, die in het interview geciteerd wordt, mij niet meteen naar de winkel hollen.

zondag 16 augustus 2015

J'ai fini La Nausée

Uit, ik heb het boek uit. Achtentwintig jaar na dato Walging opnieuw gelezen, maar nu in het Frans, La Nausée. (Waarom eigenlijk die verdwijning van het lidwoord in de Nederlandse vertaling?) Beest van een roman, ’t is echt een meesterwerk, al zie je soms de scharnierpunten wat te duidelijk door de tekst heen schemeren. Laat ik daar niet over zeveren. Wat me ook opviel – maar ik ben ook wel een erg nadrukkelijke Schopenhaueriaan, te pas en te onpas – is dat je Schopenhauers filosofie prima loslaten kunt op de roman. Antoine Roquentin laat zich door de verschijningsvormen niet in de luren leggen. Achter de veelvoud van mensen, bomen, stenen etc ziet hij het amorfe, zinloze bestaande, wat je zou kunnen identificeren met wat Schopenhauer met zijn a-filosofische terminologie de wil noemt of het willen. Aan het eind van de roman ziet (hoort) Antoine Roquentin de sluier van Maya opgelicht worden, even maar, als hij die air de jazz hoort, dat melodietje dat niet bestaat, maar er is, en er altijd zal zijn: Some of these days you’ll miss me, honey. Zo komt ie na eerder al gedacht te hebben dat ie aan het bestaan niet ontkomen zal, en wel zal blijven schrijven (“La vérite, c’est que je ne peux pas lâcher ma plume : je crois que je vais avoir la Nausée et j’ai l’impression de la retarder en écrivant. Alors j’écris ce qui me passe par la tête.”) erachter dat ie misschien es een roman schrijven moet, een boek van letterkunde, want alleen de kunst weet zich boven het bestaan te verheffen: “- mais il faudrait qu’on devine, derrière les mots imprimés, derrière les pages, quelque chose qui n’existerait pas, qui serait au-dessus de l’existence. » Net zoals bij Schopenhauer de grote kunstwerken licht werpen op de Platoonse Ideeën om aldus, via diepere inzichten, de mensheid uit de individuatie te bevrijden. Afijn, boeiend en zo. Kudos aan Sartre voor rondbreien van de roman, want het zou zomaar de roman van de man die in cafés rondhangt en verder niet veel doet, ofte wel de roman van Antoine Roquentin kunnen zijn. In september ga ik naar Parijs, misschien kom ik ‘m wel tegen.

vrijdag 14 augustus 2015

Bruine bloemen IV

Jouw mondje
doet
snoeper
de
snoeper
de
snoep.

Jouw kontje
doet
poeper
de
poeper
de
poep.

maandag 10 augustus 2015

La Végétation

Was de Walging mijn eerste literaire ervaring? Ik denk het wel. Ach ik had op de middelbare school voor de lijst Turks fruit gelezen maar was het niet om de pikante passages geweest dan had ik me ook voor dat boek beholpen met een uittreksel net zoals ik gedaan had met Het bittere kruid van Marga Minco, dat dunne boekje dat voor mij nog te dik was. Nee ik moest eerst van school af om echt kennis te maken met de literatuur & de Walging van Sartre was mijn eerste echte roman. Ik was twintig en net als nu nog steeds een onnozelaar; some things never change. Behalve onnozel was ik megalomaan. Ik vond mijzelf zo bijzonder dat ik daar met een boek van getuigen wou; dat ik niet schrijven kon, nam ik maar op de koop toe. Ik ging een fictief dagboek bijhouden, lekker makkelijk. Ach ik wist wel dat de Walging ook een fictief dagboek was, maar peu importe want het mijne zou alleen in vorm overeenkomen, qua inhoud zou het totaal anders zijn. Ik denk eraan omdat ik aan het eind van het eerder genoemde “hoofdstuk”, dat waarin A.R. zijn betreurde Anny ziet vertrekken, lees hoe A.R. kond doet van zijn angst voor de natuur, voor, zoals hij het noemt La Végétation. Prachtig hoor, dat beschreven visioen van planten die met hun groene tentakels de gestorven stad komen overwoekeren, maar het drukt me, zoveel jaar na dato, ook met mijn neus op de feiten. Dat fictieve dagboek van mij (het ligt vast ergens op de vliering te vergelen op de bodem van een tas) bevatte een hoofdstuk dat ik als een hoogtepunt beschouwde, een soort van apocalyptisch (dat woord kende ik toen nog niet) visioen van oprukkende natuur, van groen dat won van grauw, ach het was im grunde nog optimistisch en romantisch ook… Sartre hield meer van de stad dan van de natuur en hier is waarom: “Dans les villes, si l’on sait s’arranger, choisir les heures où les bêtes digèrent ou dorment, dans leurs trous, derrière des amoncellements de détritus organiques, on ne rencontre guère que des minéraux, les moins effrayants des existants. » (In de steden, wanneer je je bezoek tenminste plant op het moment dat de beesten hun eten verteren of slapen, in hun holen, achter de hopen organisch afval, ontmoet je bijna uitsluitend mineralen, de minst angstaanjagende van alle bestaansvormen… vertaling door me eigen) Met mijn angstige hoofd denk ik zulke dingen nu dikwijls ook…

zondag 9 augustus 2015

Kannie zonder Anny

Toch is het een toppertje van een roman hoor, La Nausée. Gisteravond het gesprek tussen Roquentin en Anny gelezen. Eindelijk na zoveel verstreken jaren bevindt hij zich weer in haar nabijheid: Anny zijn grote liefde en enige zielsverwant op deze eenzame, contingente aardkloot. Geil wijf. Beetje dik geworden, wat verlopen, volstrekt illusieloos. En een dame met gedachten. Dat van die situations privilégiées en die moments parfaits is coole shit. En dan blijkt ze de wereld, de verschijningsvormen ook nog net zo te zien als onze held Roquentin, nou ja à peu pres… But she has no further use for him, om het met Peter Hammill te zeggen, want ze heeft een jongere vent aan de haak geslagen, een knappe Egyptenaar met een kameelharen jas. Morgen reist ze met hem af naar Londen. Anny kust Roquentin nog een keer op de mond om de herinnering op te frissen, maar als hij haar in zijn armen nemen wil, schudt ze nee met het hoofd; ze gaat immers met de kameelharen jas naar Angleterre. “Je ne suis pas simplement accablé de la quitter; j’ai une peur affreuse de retrouver ma solitude. » Nou beste Antoine Roquentin, die angst is navoelbaar hoor, die Sartre heeft het puik voor het voetlicht gebracht. Het begin van het volgende hoofdstuk, pardon de volgende entry in Roquentins dagboek is zo mogelijk nog schrijnender en van een nooddruftige schoonheid. Al heel vroeg in de ochtend dwaalt hij door Parijs. Nog is zij niet vertrokken. “Je ne me sentais pas encore seul.” Maar als hij naar het station Saint Lazare gaat en haar ziet in gezelschap van haar Kameelharen jas en zij in de trein het raampje opendraait terwijl Kameelharen jas de trein weer verlaat om kranten te kopen en zij, Anny, hem, Antoine, ziet, en naar hem kijkt, zonder boosheid, uitdrukkingloos, lang maar uitdrukkingsloos, dan, ja wat dan, dan kun je wat clichés te voorschijn halen, dan sterft hij duizend doden of kan hij wel door de grond zakken of zo, hoe dan ook, Kameelharen jas komt terug de trein in met de kranten, trein vertrekt, Roquentin heeft nog een scherpe herinnering aan een Londons restaurant waar hij met Anny placht te lunchen, autrefois, et puis tout est claqué.

zondag 2 augustus 2015

Autodidact

Roquentin luncht met de Autodidact en maakt korte metten met hem. De Autodidact, een eenzame sukkelaar, die in de mensheid gelooft en het humanisme aanhangt, en Roquentin, de existentialist, zo cynisch als de neten. Dat kan niet goed gaan en gaat niet goed. De Autodidact is een onderkruiper, een kruiperig mannetje dat toch even met zijn tandjes blikkert als Roquentin zijn humanisme fileert. En Roquentin die spijt krijgt dat hij zijn afkeer van de humanisten op die naprater met de kleine hersentjes afreageert. En dan slaat ook de Walging nog toe. Hij weet zich geen raad meer met zichzelf en vlucht het restaurant uit en weet zich in de rug gezien door de andere bezoekers (die niet weten dat ze bestaan… Jij die dit leest, weet jij dat je bestaat? Ja, nu, nu ik je je erop attendeer – maar gewoonlijk, sta je er dan wel eens bij stil? Nee hè? Je bestaat gewoon…) “…ils croyaient que j’étais comme eux, que j’étais un homme et je les ai trompés. Tout d’un coup, j’ai perdu mon apparence d’homme et ils ont vue un crabe qui échappait en reculons de cette salle si humaine. » Meesterlijk hoor, en met een vleugje Lautréamont. Ja joh, en dan te bedenken dat dat zo’n beetje mijn eerste literaire boek was, dat ik las als tamelijk ongeschoolde twintigjarige. Wat wist ik weinig! Woorden als misantroop, egotist, autodidact, ik moest ze opzoeken… Maar ik was ontvankelijk! Ook toen al was ik een krab onder de mensen…