zaterdag 26 juni 2010

Wildplasster

Werken, okay, maar soms moet je even naar buiten kijken. Afgelopen dinsdagochtend parkeerde er een auto bij de Bouwmarkt, precies naast de auto van de vrouw van de baas van de Bouwmarkt in het hoekje nabij de ingang. Er stapte een blonde vrouw uit, eind twintig, begin dertig, en ze trok een lange jas aan. “Kijk nou K,” zei ik tegen mijn collega. “De mussen vallen van het dak en die daar trekt een lange jas aan…” De vrouw liep om haar auto heen en bleef staan ter hoogte van het voorwiel, tussen de wand van de bouwmarkt en de motorkap. Haar bijrijdster, ook blond, ook eind twintig, begin dertig, deed het portier open zonder uit de auto te komen. Op de achterbank zat een kind. Toen zag ik ineens de vrouw met de lange jas niet meer, of toch, ik zag haar hoofd nog dat boven de motorkap uitstak. “Verrek,” zei ik tegen K, “krijg nou wat. Die gaat daar zitten pissen..! Die gaat daar zitten pissen op klaarlichte dag op een zonovergoten parkeerterrein! Daarom heeft ze die lange jas aangetrokken, om mensen het zicht te ontnemen op haar – nou ja je weet wel.” K. was intussen naast mij komen staan om het schouwspel niet te missen, en lachte luid. Onze wildplaster kwam overeind. De dame op de passagiersstoel deed het portier weer dicht zodat ze erlangs kon. We zagen haar naar de ingang van de bouwmarkt lopen. Ze trok haar broek goed en schudde met haar kont. De slippen van haar lange jas waren nat.

woensdag 23 juni 2010

Knor knor

Terwijl ik naar Argentinië – Griekenland zit te kijken, bladert mijn moeder de Privé door en voorziet de foto’s en verhalen van commentaar: “Wan kop hèh tie Terpstra tog. Tis net un vareke.”

woensdag 16 juni 2010

Musée D'Orsay, bedelares

Oud en knoestig en met een vergroeide ruggengraat…ze schampte bijna met haar neus langs het trottoir… zo krom was ze, de bedelares voor Musée D’Orsay vijf jaar geleden. En wie schetst mijn verbazing als ik vijf jaar later om een uur of acht ’s avonds over Quai Anatole France loop en aan de andere kant van de weg opnieuw die kromgetrokken gestalte zie… met aan het eind van een gestrekte arm een bakje voor kleingeld..? Is dat diezelfde oude mevrouw die daar loopt? Is het iemand die in haar voetsporen is getreden en de herinnering aan haar levend houdt? Is het misschien een ongeschreven wet dat alleen oude kromgegroeide dames voor het Musée D’Orsay mogen bedelen? Of worden we domweg voor de gek gehouden door een gewiekste jonge kerel die heel goed een oude dame nadoet? Het leven is op alle fronten een raadsel.

zaterdag 5 juni 2010

Parijs, Rue Scribe

Zwarte bouwvakkers aan het werk onder een steiger in de Rue Scribe. “Aan het werk” – dat wil zeggen wachten, leunen op en hangen aan de buizen van de steigers. Er komt een mooie modieuze Parisienne voorbij, een jaar of dertig, kek kontje. Een van de bouwvakkers, een grote, zelfverzekerde noir zegt met zware basstem “bonjour” tegen haar, tenminste, dat is het woord dat hij gebruikt; maar wat hij eigenlijk zegt, de boodschap die in dat woord verpakt zit, is “Ik wil je neuken en ik wil je hard neuken, heel hard neuken.” De dame in kwestie reageert enigszins verontwaardigd, comme il faut – maar zegt niettemin “bonjour” terug, en wat ze daarmee zei was heel ondubbelzinnig het volgende: “Ik zou me ook graag door jou laten neuken en hard laten neuken, maar tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren. Bovendien, ik heb nog meer te doen.”

Arjen Robben geblesseerd

Dit is de situatie. Mijn moeder en ik in de keuken, we zijn aan het vaatwassen. Mijn tante belt. Ik vaatwassen; moeder naar de woonkamer om met mijn tante te praten. Dan roept ze:
-Hoe hiet tah?
-Hoe hiet wah?
-Wa tij heh?
-Wie wah heh?
-Hoe hiet tie?
-Hoe hiet wie?
-Oh joh, dieje goeie voetballer.
-Robbe?
-Ja Robbe.
-Een hamstring…
Mijn moeder in de telefoonhoorn:
-Ja unne hemstring. Heh kel.
-…blessure.

vrijdag 4 juni 2010

Een hondenvriendschap

Op het plein bij het Museum Pompelmoes was het een drukte van jewelste. Zwarte tieners deden yo yo rapper-dingen, mensen kregen voor een habbekrats een nekmassage, een dame blies op de ditsjeriedoe en er waren die twee hondjes… Dat ene hondje stond zich beneden bij het museum bij zijn aan de praat geraakte baasje te vervelen en de andere, geen hondje maar zeg gerust een hond, kwam aangelijnd aangelopen. De laatste kreeg lucht van zijn vriendje of zag hem of beide, in elk geval had zijn baasje de ketting nog niet losgemaakt of daar rausde de hond al de helling af naar zijn copain. Bij zijn vriendje aangekomen sprong hij van pure blijdschap vier tot vijf keer over het hondje heen. Van links naar rechts en van rechts naar links, ja zo gaat ie goed. Daarna zijn ze samen het Museum Pompidoe ingegaan om wat bij te blaffen en de tentoonstelling van Lucien Freud te bezichtigen, want de hond en het hondje hielden erg van kunst.