zondag 20 juli 2014

Goed idee!

Ze komt me tegemoet gelopen op de Waalbandijk. Slank, rijzig, zomerjurk, zonnebril. Nog voor ik haar gegroet heb – goedemorgen! – heb ik haar al uitgekleed, haar hals gezoend, aan haar puntige borsten gelebberd als een dorstige baby, mijn hand tussen haar benen, mijn vingers in haar zilte nat, en dan mijn pik erin en na vier vijf keer aanhalen mijn zaad: zo snel kan dan gaan! En twee honderd meter verderop nog een juffrouw, klein, blond, rood topje, wit broekje. “Goedemorgen!” zegt ze opgewekt. “Goedemorgen,” zeg ik terug. “Weertje hè?” “Ja, goed weer om te neuken. Ga je mee?” Nou, dat vond ze een goed idee.

zaterdag 12 juli 2014

Tjesus

Gisteren heb ik Zeer Helder Licht van Wessel te Gussinklo uitgelezen. Alom de hemel in geprezen door de kritiek. Ik heb mijn bedenkingen. Zeker, het is geen misselijk boek. Er zit een zeer klare beschouwing in over de worsteling die het bestaan is voor de mens. Hoe er vormen nodig zijn, handvatten, regels, cultuur om er vat op te krijgen, om het naar je hand te kunnen zetten; en hoe moeilijk dat dat is, voor veel mensen, voor de zwakkere mensen vaak te moeilijk, ik weet er alles van. Maar het gaat toch vooral om die grote net niet geconsumeerde liefde van een man van dertig voor een meisje van nog geen twintig. Over de obstakels en over het mislopen van de relatie en over de gevolgen daarvan, over hoe Wander, de hoofdpersoon, daardoor uit het lood geslagen raakt, en wat voor gevoelens dat in hem doet opspringen. Want er springt wat op in de roman, wat zeg ik, in Wander, van alles springt er op in hem. (Soms welt er ook iets op, voor de afwisseling, maar meestal is het springen.) Dat brengt me bij de veelgeprezen stijl, die erg parlando is, vloeiend, virtuoos ook wel, maar die naar gelang de roman vordert toch ook iets van een deuntje krijgt, met dat voortdurende tjesus, tjonge & nou ja.” En dan hebben we nog de goedmoedige schlemiel Berend die, je ziet het aankomen, er wordt heel nadrukkelijk op aangestuurd, langzaam maar zeker zijn masker van slaafse welwillendheid laat zakken en zich als een potentiële moordenaar ontpopt – waarvoor, voor wat noodzakelijke ontwikkeling in de roman? Ook een component die me maar matig bevalt. Wat goed is, is de herkenbaarheid van het liefdesverdriet. Het bracht mij de gevoelens van wanhoop, verdriet en onvervuld verlangen in herinnering van een ingebeelde maar daarom niet minder intens beleefde liefde die onbeantwoord bleef. Eenentwintig was ik en radeloos. Ook ik kon niet eten, niet slapen, en verloor alle lust tot leven: de symptomen van de ziekte die liefde heet. Ik schreef er een roman over om er bovenop te komen: schrijven als remedie. Exhibitie van een Open Wond was de titel. Nog erger dan de titel was de roman.

zaterdag 5 juli 2014

Luxemburg stad, 3 juli 2014

...Heb nog op het punt gestaan om “Vous êtes très belle” te zeggen tegen een schone – maar erg dunne – jongedame in een chique mantelpakje die naast me voor een zebrapad stond te wachten op groen licht, maar – same old song – uiteindelijk dorst ik weer niet (of zag ik ’t zinloze ervan in) (hoewel ze lachte best lief naar me) (anders dan al die andere godinnen in mantelpak of designerjurkje die je nog geen blik waardig keuren, zelfs al kleed je ze uit met je ogen…) De godinnen van Luxemburg, de godinnen van de haute finance, die in hun spiksplinternieuwe Morris Mini de stad doorkruizen, zonnebril op ’t delicate neusje, het haar zwart of blond maar altijd steil en lang, ze maken een nar van mij, ten overstaan van hen voel ik me als de Fou uit Le Fou et la Vénus van mijn verre bloedverwant (zijn vader was de moeder van een zus van mijn betovergrootachternicht) Charles Baudelaire.