zaterdag 28 september 2013

Gênant

Ik wandel door de Achterstraat. Ik praat in mezelf. Dat besef dringt tot mij door als ik het gezicht van A. zie als hij mij inhaalt op zijn fiets. A. is een generatiegenoot, we hebben samen op de lagere school gezeten. Al meer dan twintig jaar heb ik niet meer dan hoi of hallo tegen hem gezegd. Nu speelt er een vergenoegd lachje om zijn lippen. Alsof hij getuige is van mijn aftakeling en mijn nederlaag.

Wat ik ook gênant vind, is naar de bar toelopen om de koffie te betalen die je nog maar tien minuten geleden geserveerd hebt gekregen door dezelfde juffrouw die nu achter de bar staat, en dat die juffrouw dan vraagt: “Waar hebt u gezeten?” Dat geeft een gevoel alsof je een volslagen inwisselbaar gezicht hebt, dat geen enkele interesse wekt bij degene die er beroepshalve een blik op werpen moet, en het daarom, de kont nog niet gekeerd, meteen weer vergeet.

maandag 23 september 2013

Still life

In het jaar 1989, mijn jaar van splendid isolation, stelde ik mij soms voor, bijvoorbeeld als ik naar de bibliotheek ging in de stad, dat ik J.V. zou tegenkomen. Op de voetbalvereniging die ik toen allang verlaten had was J.V. ongeveer de enige die geen domme boer was. Ik had weleens een gesprek met hem. Welaan, ik stelde me voor dat ik hem zou tegenkomen en dat hij dan zeggen zou, Hé G! Dat is een poos geleden..! Hoe is het met jou? Het antwoord dat ik voor die gelegenheid, die zich overigens nooit voordeed, had voorbereid, luidde: “Ach, still alive in still life.” Daar moest ik aan denken daarnet, toen ik onder de douche stond en naar Still life van Suede luisterde, an old favorite. Dat zwelgt en zwelt en pakt uit etc. Groots en meeslepend, schaamteloos uitbundig en van dik hout zaagt men planken (maar ik zwelg mee). Ik liet het indertijd aan JvdK horen, absoluut gehoor en liefhebber van klassieke muziek, en hij noemde de orkestrale climax honend “filmmuziek”. Terwijl ik dit tik The days were golden van Sunny Day Real Estate op de achtergrond. “The words just crawl.” IJler en ijler die falset tot ie oplost in het luchtledige. In wat voor periode zat ik toen in mijn leven, toen ik die plaat kocht? Eind jaren negentig, begin tweeduizend? Wat voor limbo was dat? Dit is de laatste dag van mijn vakantie. Morgen zal ik weer een klein radertje in het grote raderwerk zijn. Just some flesh caught in this big broken machine.

zondag 22 september 2013

Waal I

Vanochtend langs de Waal gewandeld. De zon achter de wolken, een begin van herfst in de lucht. Groen blauw, groen blauw, dat is wat je ziet, in vier licht golvende banen: het groen van de oever, het blauw van de rivier, het groen van de oever aan de overkant en het blauw van de lucht daarboven. Wijdser, romantischer en mooier dan in die saaie, aangeharkte foto van Andreas Gursky met dat grijze fiestpad op de voorgrond. Ik nam nog een stuk stad mee en zag, naarmate ik de kronkels van de singel volgde, de stompe kerktoren steeds vanuit een andere hoek opduiken achter de gevels van de huizen aan de gracht. Statig en stil, als in de atmosfeer gestold. Dat klinkt wellicht hoogdravend en ridicuul maar ach. Straks lig ik nog een uur op mijn luie nest en lees ik verder in het mooie boek van Calasso die prachtig over schilderkunst schrijft. Ik begrijp –nog steeds op een soort van subliminaal niveau: ik ben en blijf een ongeschoolde onwetende- nu bijvoorbeeld veel meer van Ingres, wiens schilderijen ik overigens afgelopen april in ’t Louvre met veel genoegen en belangstelling bewonderd heb. Mooie bruuske zinnen ook: “De schilderkunst had eeuwenlang bestaan zonder zich geroepen te voelen een omgewoeld bed af te beelden.” “Delacroix had het nadeel dat hij niet alleen een schilder was, maar een geval.”

donderdag 19 september 2013

Catherine Certitude

Patrick Modiano is, zo heb ik vandaag ontdekt, ook een zeer begenadigd kinderboekenschrijver. Catherine Certitude (à partir de neuf ans) is een lichtvoetig en tegelijkertijd ontroerend verhaal over een meisje dat bij haar vader in het 10e arrondissement van Parijs woont en in navolging van haar moeder die in New York woont balletdanseres wil worden. Heeft ze met haar moeder het dansen gemeen, met haar vader het dragen van een bril. Het moeten dragen van een bril ervaart ze als een groot voordeel omdat ze de bril ook afzetten kan waardoor ze in een compleet andere wereld komt te verkeren, een wazige, wattige, wollige wereld waarin alles in elkaar overvloeit. Het boekje is verluchtigd door Sempé, het ene plaatje nog mooier dan het andere. Zie hoe papa Georges, ingezeept en wel en met de scheerkwast in aanslag, achter Catherine aanrent. « Quand il se rasait, nous respections un rituel tous les deux : il me poursuivait avec son blaireau à travers tout l’appartement, en essayant de me barbouiller le visage. Après quoi nous devions soigneusement essuyer nos lunettes dont les verres étaient maculés de savon à barbe. »

dinsdag 17 september 2013

Pilobroek

Gisteren had ik vooral hoofdpijn. Soms zat ik even beneden. Maar dan hield ik het niet uit en ging maar weer naar bed. Vandaag hoest ik en proest ik nog, maar met een helder hoofd zodat ik de tijd met lezen in plaats van met ijlen doden kan. En dat doe ik. Ik lees in De droom van Baudelaire van Roberto Calasso, een geleerd maar gelukkig ook een gepassioneerd boek, dat ik met hetzelfde plezier lees als heel lang geleden die dunne Nederlandse vertaling van teksten uit Walter Benjamins boek over de Passages in Parijs. Natuurlijk lees ik ook Baudelaire zelf, Le Cygne, en de gedichten gewijd aan Mme Sabatier. ( A celle qui est trop gaie hangt al meer dan twintig jaar aangeplakt aan de zijwand van mijn boekenkast.) Daarbij lees ik voor comic relief (maar niet heus) Een dagje naar het strand van Heere Heeresma. Robuust proza, ietwat stekelig soms, maar uitermate goed. “En hij in zijn pilobroek en leren jack, omgeven met een odium van misprijzen en lege, volstrekt lege eenzaamheid.” Ik naar google afbeeldingen op zoek naar een pilobroek en zie.

zaterdag 14 september 2013

Belle de jour

Terwijl ik na ruim twintig jaar Het verboden rijk van Slauerhoff herlees, zit aan een tafeltje haaks op dat van mij een stel behoorlijk luid te praten. Omdat het me stoort in mijn concentratie kijk ik op. Een gozer, twintiger, met getatoeëerde armen, staartje, baardje en een in het rood gestoken blondine, mollig en met ferme tieten. Zij heeft wat de Fransen noemen une voix rauque en barst voortdurend in lachen uit. Hij vertelt over zijn avonturen in Brazilië en zegt steeds ja ja; mar ja; awel; mar ja, als om via nuancering en relativering zijn sterke verhalen meer kracht bij te zetten. Hetgeen op de dame in rood het gewenste effect heeft. Alcohol doet de rest. Amai, wat zullen die neuken vannacht, de getatoeëerde stallion en hese blondine die er vast pap van lust, anders was ze geen hese blondine. Tussen de pasta pesto en de tarte tatin door rook ik buiten een sigaret. Het is heerlijk rustig op de hoek van de straat totdat een manspersoon uit een auto stapt en in een exotische tongval begint te blèren naar iemand in het café op de andere hoek.

woensdag 11 september 2013

Comme à Ostende

Vermaak ik mij? Het regent steeds. Ik laat mijn paraplu liggen in mijn hotelkamer. Ik koop er een onderweg. Ik zeg nog tegen die Indiër, u doet goede zaken met dit weer. Hij zegt, ja die wind, meneer. Die wind ja. Minder dan een half uur later is de plu al geknakt. Met in mijn ene hand het handvat en in de andere het regenscherm stap ik een boekwinkel binnen. Een luizig antiquariaat. “’t Is me het weertje wel, meneer.” De uitbater is een oude man met een kunstgebit. Ik toon hem mijn paraplu. “Aja, maar dat hebt ge zelf gedaan, zeker?” “Het was grotendeels de wind. Ik hoefde nog slechts een knikje te geven.” Volgt een vertoog over goedkope paraplu’s. Hij loopt zelfs naar achter om me de zijne te tonen. “Gekocht in Antwerpen, meneer. In een winkel met alleen maar paraplu’s. Twee keer ben ik hem kwijtgeraakt, twee keer is hij bij me teruggebracht. Etc. etc.” Ik loop naar afdeling Franse literatuur, maar die stelt niets voor. Engelse thrillers in het Frans vertaald. Het exposé van de uitbater gaat door. Je moet geen goedkope dingen kopen. Je moet ook niet te duur kopen. Dat zei zijn vader al. Hij stinkt uit zijn mond. Ik loop naar een andere stelling; hij komt achter me aan gezet en hijgt in mijn nek. Ik loop naar de deur. “Allez, ge gaat zo rap weg, meneer..?” “Ja, ik ga eens eventjes buiten kijken.” Ik vlucht de regen in met mijn gebroken paraplu.

zaterdag 7 september 2013

De Rode Dame

Dinsdag 3 september 2013 bezocht ik het Noordbrabants museum in Den Bosch. Ik maakte enige notities. Vlak voordat ik vertrok, tekende ik op:

“…Er was nog een vrouw die ik erg sexy vond. Boven in het Stedelijk. Geverfd rood, knap, stalbenen. Achter in de veertig. Vriendin, blond, ook best lekker. De roodharige wist dat ik naar haar keek want telkens als ik keek lachte ze. Ik had een gokje moeten wagen…”

De woensdag erop zit ik in een café in Wageningen en schrijf ik in datzelfde mollenvelletje dit:

Maar nu komt het..! Lees laatste stukje van gister nog maar es door…
Dat laatste stukje had ik geschreven in de ruimte met de kluisjes… En ik had mijn kont nog niet gekeerd of wie zie ik daar helemaal in haar uppie..? De Rode Dame. Ik wilde weglopen zoals meestal in een dergelijke situatie (hoewel, ik word iets brutaler naarmate ik ouder word, als het bijna te laat is, enfin) maar was meteen teleurgesteld in mezelf dát ik wilde weglopen, dus ik vermande me, zei bij wijze van spreken fuck it, keerde terug op mijn schreden en sprak de Rode Dame aan, die nu een catalogus stond door te bladeren op de plek waar ik zojuist nog die aan haar gewijde regels schreef.
“Mag ik u een vreemde vraag stellen?”
Let op dat u.
Ze kijkt me quasi in verwarring gebracht aan en zegt: “Ja..?”
“Bent u nog vrijgezel?”
Nog meer verwarring. Ze bladert werktuigelijk in de catalogus en kijkt me dan weer aan. Op dat moment zie ik enigszins tot mijn schrik dat ze eerder begin 50 is dan eind veertig, nochtans fuckable. Ze kijkt me aan dus, en zegt: “Wat is dat nou voor vraag..? Waarom vraag je dat? ”
“Ik vind u een mooie vrouw.”
Ze fleurt op en wordt iets toegeeflijker. Heeft ze natuurlijk in geen eeuwen meer gehoord, dat iemand haar mooi noemt. “Zie je wel. Zo vreemd is die vraag niet eens..!” zegt ze.
Moedigt ze me aan of stelt ze me gerust?
“Maar nu heb ik nog steeds geen antwoord,” dring ik aan, een beetje halfslachtig. Ik bedoel, wat wil ik nu eigenlijk van haar? Ja, haar in de kut en de kont neuken. Dat spreekt. En alles in het nette uiteraard en heel respectvol. Maar voor het overige..?
“Wat zal ik zeggen..? Er is wel én niet een man…”
“Okay…”
Nou krijg ik toch sterk het gevoel dat ik me vergist heb. Ze zal het best fijn gevonden hebben dat ik naar haar keek, maar omdat ik daar haar ijdelheid mee streelde, niet omdat ze in mij geïnteresseerd was.
“Maar jij bent wel vrijgezel hè?”
Let ook op dat jij.
“Ja…” zeg ik. Een kort moment overweeg ik nog haar mijn e-mailadres te geven, wie weet speelt ze gewoon hard to get en is ze straks als een dweil in bed, maar het is alsof die overweging pas gestalte krijgt in mijn hoofd wanneer de beslissing om af te druipen al genomen is, en om dan wéér op mijn schreden terug te keren… Een triootje met haar blonde vriendin, die iets jonger leek en slanker ook, zou helemaal de bom zijn geweest, waar was die eigenlijk gebleven? En waarom had ik dat bleke meisje met dat artistieke kapsel, hoornen brilletje en malle tattoo op haar onderarm niet aangesproken? Misschien moet ik toch eens bij Theo Kars in de leer…

zondag 1 september 2013

And trouble deaf heaven with my bootless cries

Toen ik terugreed van de garage naar huis, was het vet kikke geblazen op The Pecan Tree van puikplaat Sunbather van Deafheaven. Luister es mee. Ik zeg erbij: de eerste vier minuten zullen niet iedereen als muziek in de oren klinken, desondanks doorluisteren, na vier minuten breekt de zon door, en na acht minuten breekt het onweer los – maar zo weldadig..! Kort samengevat: vier minuten hel, vier minuten purgatorium, vier minuten hemel. Wat kan ik het toch mooi zeggen hè? En dan heb ik er niet eens voor doorgeleerd..! Maar let ook op het wegsterven van die muziek… van een verrukkelijke melancholie..! En dat alles zonder medewerking van Satan, want de black metal van Deafheaven is zeg maar a-diabolisch. Geen corpsepaint, geen omgekeerde crucifixen, geen gauntlets – best verfrissend!