dinsdag 29 december 2015

Oppervlakkigheid

Soms kan ik me opwinden over tentoongespreide oppervlakkigheid. Neem nou Arjen Lubach. Ik vind die jongen oprecht geestig, iemand die met een verfrissende en dikwijls op de lachspieren werkende blik naar de gebeurtenissen kijkt. Maar dan lees ik in een interview met hem in het VK Magazine, dat ie zo heerlijk nuchter en rationalistisch is, dat, wanneer een leuke jongedame het met hem uitmaakt, hij niet lekker romantisch verdrietig wordt, maar denkt, ach, die verliefdheid, het is maar een stofje in mijn hoofd dat maakt dat ik me met haar wil voortplanten, een stofje, chemie, meer niet, verder met de orde van de dag. Dus omdat verliefdheid veroorzaakt wordt door een ‘stofje’ is het ineens niet meer interessant, verliest het zogezegd zijn magie? Is een nachtelijke autorit door de straten van een stille stad ineens een stuk minder magisch – gesteld dat het een magisch ritje is in plaats van een saai van a naar b – omdat je weet hoe een verbrandingsmotor werkt? Sta je voor een werk van Johan Vermeer, zeg Gezicht op Delft, denk je ineens: ach, uiteindelijk is het maar een doek met verschillende kleuren olieverf die door menging tot stand zijn gekomen en met diverse penselen zijn opgebracht: weg wonder. Neen, natuurlijk niet. Iets moet nou eenmaal op een bepaalde manier tot stand komen. Het zijn diezelfde verliefdheidstofjes die aan de basis stonden van de Winterreise van Schubert om maar eens wat te noemen. En het feit dat de auto een verbrandingsmotor heeft en op benzine rijdt, doet niks af van het feit dat ie rijdt. (O.K. slecht voor het milieu.)

Maar als we het over echt oppervlakkig gaan hebben, echt hard core oppervlakkig, dan moeten we bij Halina Reijn zijn, die eveneens in dat V.K. Magazine wordt geïnterviewd. Eigenlijk hoef je daarvoor het interview niet te lezen, de bijgeleverde foto’s zeggen alles: wat een ongebreideld narcisme. Nou ja, voor de rest gaat het interview over dat ze veertig is geworden en nog geen kinderen heeft, vier pagina’s lang. Ze schrijft ook columns. Het interview wordt opgesierd met citaten uit de columns. “Mijn beste vrienden duwen me in een bad van liefde en maaien alle angsten die gepaard gaan met 40 worden in één klap weg.” Angsten die weggemaaid worden en nog wel met een klap, grote schrijfkunst.

zaterdag 12 december 2015

Mollenvel entry, 12-12-2015

Bagels & Beans,
12 december 2015

(…Nu doet de wifi het wel, maar ik heb geen nieuw bericht.) Over de breedte van de winkelstraat is elektriciteitsdraad gespannen met witte kerstlichtjes eraan die vallende sneeuw voorwenden. Af en toe kijk ik op en werp ik een blik op het grote raam van de woonruimte boven de Slaapshop aan de overkant van de straat. Er brandt geen licht maar er is wel een mooie jonge vrouw die door het beeld loopt. Ze heeft mooie heupen en ik wil erg graag met haar naar bed; het verlangen voelt als een pijnlijk gemis. Dan zie ik haar niet meer; ze heeft een zitplaats gezocht buiten mijn blikveld. Het is donker en grijs en nat buiten. De koffie die ik dronk was erg bitter. Ik ga plassen, naar beneden, afrekenen. Ik moet nog brood kopen en nog langs bij AH.

woensdag 25 november 2015

Plus de powuhtri

Het leven op aarde
Een rat platgewalst op het asfalt
Een ekster die zich aan het kadaver tegoed doet

Verder nog wat?

Ja ik zou je graag in je kont neuken
Maar je ziet me al aankomen
Dus waar hebben we het over

Van welk materiaal is de zak van Sinterklaas gemaakt?
Van huidweefsel.
In welke Oostenrijkse stad bevindt zich zowel het mannelijk als het vrouwelijk geslacht?
In Innsbruck.

(Dit gedicht heeft overigens geen titel
of het moet zijn:
It is a beautiful day to commit suicide.)

zondag 22 november 2015

Een idee op de plee

Al schijtende had ik een interessante gedachte. Ik las de column van Esther Gerritsen toen de stront mijn kont verliet. Haar column ging over een televisieserie waarin een personage uit 2006 terug in de tijd gekatapulteerd werd. Net toen ik een verlossende scheet liet, die gevolgd werd door een laatste klodder stront van dubieuze consistentie, dacht ik deze lumineuze gedachte: Als je door sneller dan de tijd te reizen terug in de tijd kunt, moet het omgekeerde ook gelden: door langzamer dan de tijd te reizen naar voren in tijd gaan, het heden verlaten en de toekomst betreden.

Van welk materiaal is de zak van Sinterklaas gemaakt?
Van huidweefsel.

In welke Oostenrijkse stad bevindt zich zowel het mannelijk als het vrouwelijk geslacht?
Insbrück.

zondag 15 november 2015

Miscellaneous

In de nacht van vrijdag op zaterdag droomde ik van een oude man neergeschoten tijdens de aanslagen in Parijs. Een schokkerige opname van een smartphone toonde de steunende man badend in zijn hersenvocht.

Le Petit Cambodge geeft op z’n menukaart duidelijk aan in welke gerechten varkensvlees verwerkt is.

Ik zag vandaag Le Tout Nouveau Testament, een mooie, erg geestige en soms ook ontroerende film. Voorafgaand aan de film zag ik een trailer van Suffragette: wat een doffe onwaarachtige ellende. Die Meryl Streep jongens kan die nie es wat anders gaan doen of zo. En die Carey Mulligan met d’r zoete gezicht. The typecasting says it all. Zo’n trailer: drie minuten doffe ellende… En dan zou je de hele film moeten zien…

Afijn.

zondag 1 november 2015

Annie

Ik blader wat in Alcools van Guillaume Apollinaire. Op pagina 36 staat een gedicht getiteld Annie. Ik lees het en schiet bijna vol. Waarom? Waarschijnlijk omdat het in al zijn pure eenvoud gewoonweg geniaal is.

Annie

Sur la côte du Texas
Entre Mobile et Galveston il y a
Un grand jardin tout plein de roses
Il contient aussi une villa
Qui est une grande rose

Une femme se promène souvent
Dans le jardin toute seule
Et quand je passe sur la route bordée de tilleuls
Nous nous regardons

Comme cette femme est mennonite
Ses rosiers et ses vêtements n’ont pas de boutons
Il en manque deux à mon veston
La dame et moi suivons presque le même rite


Guillaume Apollinaire

woensdag 28 oktober 2015

All Fours

Een paar maanden voordat Deafheaven New Bermuda uitbracht, verscheen All Fours van Bosse de Nage, een album dat het niet van zijn toegankelijkheid moet hebben. Uitzondering moet gemaakt voor het Fugazi-achtige A Subtle change, luister maar, is het niet catchy? Wat door de eentonige – maar wellicht daardoor ook effectieve en in elk geval stijlvaste – screamo zang ondergesneeuwd raakt is het hoge niveau van de teksten over seksueel deviant gedrag. Als je de CD uit het doosje haalt, komt deze tekst te voorschijn: What are you?” he asked.“I am a small room at the back of the house.I am a decision.I am an obscene gesture made over the toilet.I am one of many uncounted varieties of excrement.I am your first orgasm.I am a coward, and a screaming child.” Dat geeft een aardig beeld. Als je het kartonnen hoesje van Deafheavens New Bermuda openklapt - en het artwork is zwart deze keer, in plaats van roze – dan tref je deze tekst aan: „Perhaps I am doomed to retrace my steps under the illusion that I am exploring.“ Behalve dat de woorden fraai gespatieerd op hetz warte oppervlak verdeeld zijn, vormen ze ook een zeer prikkelende tekst. Even googlen leert dat het het een Engelse vertaling is van een quote van André Breton. Bosse de Nage ontleent zijn naam aan een personage van Alfred Jarry. Hipster black metal = surrealisme & patafysica.

zondag 11 oktober 2015

Un coin de table

Toen ik ruim een maand geleden nog wat tijd had stuk te slaan op Gare du Nord kocht ik bij de Relais Paul Verlaine van Stefan Zweig. Zelden heb ik meer plezier beleefd aan een impulsaankoop. Het door Corinna Gepner uit het Duits vertaalde proza van Stefan Zweig is in een woord prachtig. Niet in blinde aanbidding en zeker niet zonder kritische noot schrijft Zweig met liefde, bewondering en invoelend vermogen over werk en leven van Paul Verlaine. Om het boekje wat volume te geven heeft de uitgever ook een biografische notitie van Zweig over Rimbaud toegevoegd, een goede zet, want wie Verlaine zegt, zegt Rimbaud. En die tekst over Rimbaud enthousiasmeerde mij misschien nog meer dan de monografie over Verlaine. Waar Verlaine wordt afgeschilderd als zwak, vrouwelijk, speelbal van het lot, wordt Rimbaud, l’époux infernal, voorgesteld als sterk, robuust, wilskrachtig, energiek. Voor die typering van dat gelegenheidshomopaar valt veel te zeggen, maar met één opmerking van Zweig ben ik het oneens, en dat is die over de afbeelding van Rimbaud op het beroemde schilderij van Henri Fantin-Latour. Volgens Zweig ziet de afgebeelde Rimbaud er meer uit als een arbeider dan als een dichter terwijl, kijkt u zelf, als er iemand op dat schilderij eruit ziet als un poète, un rêveur, dan toch Arthur. Sterker, hij heeft zelfs iets meisjesachtigs op die voorstelling, iets dat volledig indruist tegen het beeld dat bijvoorbeeld Izambart – met wie Zweig gesproken heeft, want dat kon toen nog! – van hem schetst: “précoce, colérique, brutal, très viril, un gaillard avec de gros poings solides, un peu monsieur muscle (…).” Maar het ene hoeft het andere niet uit te sluiten.

zaterdag 10 oktober 2015

Pingpong Café - of hoe een vijf tot tweemaal toe in een zes verandert

Woensdagnacht droomde ik dat ik met twee vrienden* naar een café ging. Het was een heel groot café. Ik had de avond ervoor een pagina of 25 in Knausgårds Schrijver gelezen, ondermeer de passage waarin hij met zijn broer en een vriend van zijn broer het Bergense café Opera bezoekt, een heel groot café. Ook had ik de ochtend ervoor in de Volkskrant een fotoreportage gezien van voorwerpen waarop gedrukt Je suis Charlie. Een van die voorwerpen was een tafeltennisbatje. Et voilà, de verklaring voor het feit dat in het grote café waar nog maar weinig tafeltjes vrij waren bijna iedereen aan een cafétafeltje zat te pingpongen. Zoals je cafés hebt waarin mensen aan tafeltjes tegenover elkaar over een schaakbord gebogen zitten, zo zaten ze in het door mij gedroomde café te pingpongen. Dat was heel gewoon in mijn droom, zoals altijd alles heel gewoon is in mijn dromen; ik kan me niet herinneren dat ik me in mijn dromen ooit ergens over verbaasd heb. Waar ik me wel over verbaas, is dat er in mijn exemplaar van Schrijver Deel 6 staat terwijl het toch pas het vijfde boek van Mijn Strijd is, ook volgens de Noorse titel Min Kamp, Femte bok. (Er staat ook nergens Schrijver – dat wordt er hier maar bij verzonnen uit mercantiele overwegingen.) Waar ik me eveneens over verbaas, maar dan hebben we het over heel iets anders, zijn niet de vijf sterren die Robert van Gijssel geeft aan New Bermuda van Deafheaven want die zijn terecht. Ook de zin waarmee hij zijn recensie opent, wekt geen verbazing, sterker nog, ik onderschrijf en citeer hem graag: “Het album Sunbather van het Amerikaanse Deafheaven was in 2013 de sensationeelste metalplaat sinds mensenheugenis.” Maar waar haalt Robert van Gijssel dat zesde stuk in zijn “zes monumentale en in alle terneergeslagen zwartgalligheid toch nog verheffende muziekstukken” toch vandaan? Want New Bermuda telt –helaas, helaas- maar vijf nummers…

*Twee vrienden: de vampier en de luis op m’n zere hoofd (inside joke).

donderdag 1 oktober 2015

Youth

Arnon Grunberg schreef vanochtend in zijn Voetnoot dat hij Sorrentino’s Youth in Parijs had gezien. Nou, ik toevallig ook. In de MK2 aan de Boulevard Saint-Germain. Wat de film betreft, kan ik melden dat die vanaf moment 1 de sfeer van een Sorrentinofilm ademt – vintage Sorrentino, zo fijn om een keer vintage te zeggen. De volgende scène, waarin Michael Caine als een onwelwillende componist van de beroemde Simple songs (hoe verzin je het) geïntroduceerd wordt, temperde mijn enthousiasme. Sowieso vind ik Sorrentino niet uitblinken in story telling en ’t uitdiepen en motiveren van karakters. Zo heeft de dramatische monoloog die Rachel Weiss tegen haar vader afsteekt iets enorm geforceerds en ondanks de traan in haar oog ook iets erg ongeloofwaardigs. De zelfmoord van Harvey Keitel à la de tante van Ida komt ook nogal uit de lucht vallen, pun intented. Maar daar staat een exuberante beeldenrijkdom tegenover die alles meer dan goedmaakt. De autorit van Harvey Keitels zoon en zijn nieuwe vlam, no pun intended, is een weergaloze filmsequentie. En de billen en borsten van Miss Universe zijn een rechtvaardiging van de film op zich. De tattoo van Marx op de rug van Diego Maradona is een aardige grap en de hooghoudscene met de tennisbal is hogeschool. En dan heb ik het nog niet over de filmscore gehad. De aanzwellende muziek van GSYBE! om maar iets te noemen. Afijn, etc etc. Het afronden van een stukje is nooit mijn forte geweest.

zaterdag 26 september 2015

Leve de poëzie

Paul Verlaine was een groot dichter. Ik treed graag in zijn voetsporen. Wat te denken bijvoorbeeld van dit fijnzinnig tweeluik:

Samenzijn

mijn lul is hard
jouw kut is nat
het feest
kan beginnen


Allenigheid

niemand om mee te spelen
helemaal alleen
zit ik achter het beeldscherm
en trek aan mijn derde been

De kenners onder u herkennen in de ontbrekende interpunctie de invloed van Guillaume Apollinaire.

vrijdag 25 september 2015

Ton style est ton cul

Stijl is alles in de literatuur. Dat blijkt ook weer nu ik afwisselend in twee boeken lees. Het ene is een bij elkaar geveegde verzameling reisproza van Bob den Uyl, het ander een “monografie” over Paul Verlaine plus een paar aanverwante teksten van Stefan Zweig. Vooropgesteld, ik lees het proza van Den Uyl met plezier. Het is nauwkeurig, geestig, een beetje sikkeneurig ook – een schrijver kortom die -volgens de blurb op de kaft- bij Martin Bril in de smaak viel. Maar meer dan driehonderd pagina’s van dat proza achter elkaar is als het leegeten van een te grote zak chips: op het laatst is het niet meer lekker en word je misselijk. Hence de afwisseling. En die pakt goed uit. Verkneukel ik me soms bij Bob den Uyl, of geniet ik ronduit van zijn proza, bijvoorbeeld wanneer hij eindeloos divergeert en van de hak op de tak springt en zichtbaar plezier in het schrijven schept, bij Zweig ervaar ik esthetisch genot. Je hebt schrijvers en Schrijvers, laat ik het zo zeggen. Zelfs wanneer er geen sprake is van oorspronkelijk scheppend werk, kan het grote literaire talent van een schrijver tot uiting komen, als hij maar schrijft over wat hem begeestert, in het geval van Zweig dus de poëzie en de persoon van Paul Verlaine. Het is een hovaardig vooroordeel, maar ik vermoed dat Bob den Uijl niet heel ontvankelijk was voor de lyriek van Verlaine. Dat merk je aan zijn temperament waarvan zijn stijl de weerslag is (de stijl van een schrijver zegt dikwijls heel veel zo niet alles over temperament en persoonlijkheid van een schrijver). De grondtoon van Den Uyl is er een van ironie, van neem het allemaal maar niet te serieus, en ook van laat mij u vermaken. Zweig, die ik in het Frans lees want ik ben het Duits niet machtig, dus ik moet eigenlijk spreken van Zweig, vertaald door Corinna Gepner; maar ik voel aan mijn water dat Gepner heel goed werk afgeleverd heeft, want het proza is delicaat en precies en zonder het minste horten of stoten; Zweig dus schrijft niet om iemand te vermaken en heeft ook geen behoefte om grappig te doen, dat zou niet eens in hem opkomen. Maar wat hij doet is met heel veel liefde en adoratie schrijven over iets wat hem aan het hart gaat en hij toont zich daarbij heel oordeelkundig. Alles wat hij zegt over Verlaine maakt op mij onmiddellijk een aannemelijke indruk. Dat Verlaine een vrouwelijke kant had, is geen opzienbarende bewering. Maar daaruit zijn karakterzwakte verklaren, zijn fatalisme en zijn drankmisbruik, dat is bijvoorbeeld een interessante gedachte. Maar dat is inhoud. Daar wil ik niet te zeer op focussen. Wat mij fascineert is de vraag waarom ik zoveel meer geniet van het proza van Zweig – dan van het proza van Den Uyl. En dat heeft toch alles te maken met stijl. Met Schrijvers en schrijvers.

donderdag 24 september 2015

Adriaan van Dis kijkt wat sip ondanks Constantijn Huygens-prijs

Gisteravond laat zat ik met een biertje in mijn ene en een sigaretje in mijn andere hand onderuitgezakt voor de tv naar Pauw te kijken waar Adriaan van Dis in het zonnetje gezet werd omdat hij de Constantijn Huygens-prijs gekregen heeft. Maar het was een zonnetje met een paar wolkjes ervoor. De redactie van het programma had namelijk een paar collega-schrijvers zover gekregen dat ze in de camera iets tegen Adriaan wilden zeggen. Dus kreeg Adriaan kudos van Tom Lanoye en Ronald Giphart en Abdelkader Benali; maar de lof die hij kreeg toegezwaaid betrof vooral zijn ambassadeurschap voor het boek –van zijn exceptionele literaire kwaliteiten werd niet gerept. Wijselijk – ook wel een beetje pijnlijk – want over exceptionele literaire kwaliteiten beschikt Van Dis niet. Ik heb vier of vijf boeken van hem gelezen, die ik best onderhoudend en vermakelijk vond; maar ik was niet, bepaald niet, onder de indruk van zijn stijl. Sterker ik vond zijn stijl soms ronduit saai. Makkelijk uit je woorden komen, moeiteloos kunnen formuleren, het biedt geen garantie voor een pakkende stijl, zoveel blijkt eens te meer uit het werk van Van Dis. Dat hij de Constantijn Huygens-prijs krijgt toegekend, voor Nederland toch een zeer belangrijke oeuvreprijs, zegt dan ook alles over ons kleine taalgebied. Ieder jaar moet toch iemand die prijs krijgen.

maandag 21 september 2015

Knight of Cups

“Wat een kutfilm, wat een kutfilm!” foeterde de baard die zich door zijn artistieke vriendin had laten meetronen naar Knight Of Cups toen hij voor mij uitlopend de filmzaal verliet. En inderdaad als het des filmmakers bedoeling is om het publiek van zich te vervreemden dan is Terrence Malick meer dan ooit op de goede weg. Wat een pretentieuze teksten neuzelt die voice over, over lege levens, het leven een pelgrimstocht, Wasteland, Parsifal, etc. Ja het is wat; en intussen staat de wereld in brand. Geen dialogen, geen ontwikkeling, maar suggestie als narratieve vorm, schetsjes, tableaux die het verhaal “vertellen” van een vader die het niet meer weet en in wroeging leeft, een jongere broer die woedeaanvallen heeft, een overleden broer (terugkerend thema bij Malick) en Knight of Cups Christian Bale die zich hier tussendoor beweegt, alsook tussen talloze schone dames bij wie hij geen blijvend soelaas vindt. (Geef mij uw probleem.) Regieaanwijzing van Malick aan Bale: “Doe alsof je een toeschouwer bent, een geest in het decor van je eigen leven.” Sowieso de acteurs en actrices het bos in gestuurd, wat ze zich blijkbaar graag laten welgevallen, want ze spelen toch maar mooi in een film van Malick. Blijft over prachtige fotografie en geweldig camerawerk. Dat is echt subliem en op zich reden genoeg om de film te gaan zien. Ook zijn er dikwijls lekkere geile kontjes in beeld.

zaterdag 19 september 2015

Mollenvel Parijs, pagina zoveel


Café sur le toit, september 2015, aardbeien met slagroom

Ik had in m’n schoudertas een oud Volkskrant Magazine gestopt, dat ik bewaard had omdat er een reportage over Parijs in staat van Peter Giesen. (Het is trouwens nogal bewolkt, maar droog en niet koud.) Wat er ook in staat is een kort verhaal van J.M.A. Biesheuvel, dat ik straks lezen ga, en een inleidend stuk waarin Arjan Peters iets over dit korte verhaal (of kortverhaal zoals de Vlaming zegt; ook volgens de Vlaming ben ik nu in een grootstad, in plaats van in een grote stad, maar laat vallen zoals de Fransman zegt) zegt en over de vijf die nog volgen zullen (of die al gevolgd zijn, en die ik stuk voor stuk gemist heb). Die andere vijf verhalen plus deze van Maarten Biesheuvel danken hun uitverkiezing aan een vierkoppige “jury” die speciaal hiertoe in ’t Amstelhotel bijeengeroepen is. Behalve Arjan Peters himself en Wilma de Rek van de Volkskrant de onvermijdelijke Adriaan van Dis en de op de groepsfoto van de jury zeer hautain kijkende Anna Drijver om wie ik eens heel veel lol gehad heb toen ik een interview met haar las in eerdere editie van datzelfde Volkskrant Magazine. Neemt niet weg dat ik haar graag in haar kutje neuken zou, en in haar mondje en haar kontje, alleen denk ik dat dat bij haar niet gelegen komt. Waarom niet? Nu ik erover nadenk, blijkt dat we best wel wat gemeen hebben. Zo heeft ze net als ik aanleg voor dwangneuroses en is ze net als ik vegetariër, waarvoor kudos, en net als ik is ze een wannabee schrijver. Wat zeg ik, ze heeft zelfs, anders dan ik, twee romans op haar naam staan en ik herinner me zelfs dat ze voor haar eerste een zeer welwillende recensie kreeg – maar daarvoor heeft ze vast Arjan Peters moeten pijpen.


vrijdag 18 september 2015

Alcools

Vorige week was ik flaneur te Parijs. Ik flaneerde over de boulevard Saint-Germain ik ging een boekwinkel binnen ik zocht vond & kocht Alcools van Apollinaire. De bundel is mythisch, het eerste gedicht is weergaloos. Het heet Zone. Ik ben geen criticus of letterkundige of zo en mijn kennis van poëzie is beperkt. Maar laat ik beginnen met te zeggen dat Apollinaires beslissing om alle interpunctie achterwege te laten goed heel goed heeft uitgepakt. De verzen zijn ritmisch en rijmend en komen tot leven als je ze hard op zegt. Ze zijn geestig, een beetje provocerend soms, ze zijn ontroerend ook. Devotie en spotzucht vullen elkaar aan in plaats van elkaar uit te sluiten. Wat gebeurt er in het gedicht? Iemand –de dichter- wandelt door ruimte en tijd. De ruimte: Parijs. Maar ook Praag, Marseille, Koblenz, Amsterdam en zelfs Gouda. De tijd: verleden & heden; de kindertijd, de adolescentie, de volwassenheid. Ook de vele staten van het gemoed worden bezocht: begoocheling, devotie, geluk, hartzeer, verdriet, medelijden, verootmoediging. Veel verzen springen eruit en schreeuwen om geciteerd te worden. Zoals:C’est le Christ qui monte au ciel mieux que les aviateurs/Il détient le record du monde pour la hauteur En : Maintenant tu marches dans Paris tout seul parmi la foule/ Des troupeaux d’autobus mugissants près de toi roulent En : De Chine sont venus les pihis longs et souples/Qui n’ont qu’une seule aile et qui volent par couples Dikwijls is de eenvoud de kracht, de onschuld, de ogenschijnlijke tegenspraak:Te voici à Amsterdam avec une jeune fille que tu trouves belle et qui est laide. Het stellige ervan. Maar nu ga ik linzen koken, want er moet nog gegeten worden.

dinsdag 15 september 2015

Épave

Een mooie donkere krullenbos, een brilletje, roodgeverfde lippen en een kek kontje gestoken in een strakke spijkerbroek, verdomd als ze het niet was… Kom op nou, gewoon iets zeggen, het kan gerust in het Nederlands… Ik was al verder gelopen, maar besluiteloos en met langzame pas… Ik draaide me om en keek naar haar en zij keek vriendelijk en niet onwelwillend naar me terug… Iets zeggen…

zondag 30 augustus 2015

De Volkskrant is een kutkrant

Las gister een redactioneel artikel van Philippe Remarque in de Volkskrant waarin hij de loftrompet steekt over de… Volkskrant. Zo is hij erg in zijn sas met het stukje van Peter Buwalda die hij in een adem noemt met David Foster Wallace. Sure. Studentikoze onleuke joligheid, tot zover de columns van Peter Buwalda. Stond er ook nog een interview in het boekengedeelte van de weekendbijlage met Basje Bender. Brunette, bruine kijkers, een schoonheid zoals je ze zelden ziet in de Nederlandse letteren. Zo’n jongedame die alles meeheeft en nog best zinnige dingen meldt ook. Al doet die metonymische eerste zin van haar roman, die in het interview geciteerd wordt, mij niet meteen naar de winkel hollen.

zondag 16 augustus 2015

J'ai fini La Nausée

Uit, ik heb het boek uit. Achtentwintig jaar na dato Walging opnieuw gelezen, maar nu in het Frans, La Nausée. (Waarom eigenlijk die verdwijning van het lidwoord in de Nederlandse vertaling?) Beest van een roman, ’t is echt een meesterwerk, al zie je soms de scharnierpunten wat te duidelijk door de tekst heen schemeren. Laat ik daar niet over zeveren. Wat me ook opviel – maar ik ben ook wel een erg nadrukkelijke Schopenhaueriaan, te pas en te onpas – is dat je Schopenhauers filosofie prima loslaten kunt op de roman. Antoine Roquentin laat zich door de verschijningsvormen niet in de luren leggen. Achter de veelvoud van mensen, bomen, stenen etc ziet hij het amorfe, zinloze bestaande, wat je zou kunnen identificeren met wat Schopenhauer met zijn a-filosofische terminologie de wil noemt of het willen. Aan het eind van de roman ziet (hoort) Antoine Roquentin de sluier van Maya opgelicht worden, even maar, als hij die air de jazz hoort, dat melodietje dat niet bestaat, maar er is, en er altijd zal zijn: Some of these days you’ll miss me, honey. Zo komt ie na eerder al gedacht te hebben dat ie aan het bestaan niet ontkomen zal, en wel zal blijven schrijven (“La vérite, c’est que je ne peux pas lâcher ma plume : je crois que je vais avoir la Nausée et j’ai l’impression de la retarder en écrivant. Alors j’écris ce qui me passe par la tête.”) erachter dat ie misschien es een roman schrijven moet, een boek van letterkunde, want alleen de kunst weet zich boven het bestaan te verheffen: “- mais il faudrait qu’on devine, derrière les mots imprimés, derrière les pages, quelque chose qui n’existerait pas, qui serait au-dessus de l’existence. » Net zoals bij Schopenhauer de grote kunstwerken licht werpen op de Platoonse Ideeën om aldus, via diepere inzichten, de mensheid uit de individuatie te bevrijden. Afijn, boeiend en zo. Kudos aan Sartre voor rondbreien van de roman, want het zou zomaar de roman van de man die in cafés rondhangt en verder niet veel doet, ofte wel de roman van Antoine Roquentin kunnen zijn. In september ga ik naar Parijs, misschien kom ik ‘m wel tegen.

vrijdag 14 augustus 2015

Bruine bloemen IV

Jouw mondje
doet
snoeper
de
snoeper
de
snoep.

Jouw kontje
doet
poeper
de
poeper
de
poep.

maandag 10 augustus 2015

La Végétation

Was de Walging mijn eerste literaire ervaring? Ik denk het wel. Ach ik had op de middelbare school voor de lijst Turks fruit gelezen maar was het niet om de pikante passages geweest dan had ik me ook voor dat boek beholpen met een uittreksel net zoals ik gedaan had met Het bittere kruid van Marga Minco, dat dunne boekje dat voor mij nog te dik was. Nee ik moest eerst van school af om echt kennis te maken met de literatuur & de Walging van Sartre was mijn eerste echte roman. Ik was twintig en net als nu nog steeds een onnozelaar; some things never change. Behalve onnozel was ik megalomaan. Ik vond mijzelf zo bijzonder dat ik daar met een boek van getuigen wou; dat ik niet schrijven kon, nam ik maar op de koop toe. Ik ging een fictief dagboek bijhouden, lekker makkelijk. Ach ik wist wel dat de Walging ook een fictief dagboek was, maar peu importe want het mijne zou alleen in vorm overeenkomen, qua inhoud zou het totaal anders zijn. Ik denk eraan omdat ik aan het eind van het eerder genoemde “hoofdstuk”, dat waarin A.R. zijn betreurde Anny ziet vertrekken, lees hoe A.R. kond doet van zijn angst voor de natuur, voor, zoals hij het noemt La Végétation. Prachtig hoor, dat beschreven visioen van planten die met hun groene tentakels de gestorven stad komen overwoekeren, maar het drukt me, zoveel jaar na dato, ook met mijn neus op de feiten. Dat fictieve dagboek van mij (het ligt vast ergens op de vliering te vergelen op de bodem van een tas) bevatte een hoofdstuk dat ik als een hoogtepunt beschouwde, een soort van apocalyptisch (dat woord kende ik toen nog niet) visioen van oprukkende natuur, van groen dat won van grauw, ach het was im grunde nog optimistisch en romantisch ook… Sartre hield meer van de stad dan van de natuur en hier is waarom: “Dans les villes, si l’on sait s’arranger, choisir les heures où les bêtes digèrent ou dorment, dans leurs trous, derrière des amoncellements de détritus organiques, on ne rencontre guère que des minéraux, les moins effrayants des existants. » (In de steden, wanneer je je bezoek tenminste plant op het moment dat de beesten hun eten verteren of slapen, in hun holen, achter de hopen organisch afval, ontmoet je bijna uitsluitend mineralen, de minst angstaanjagende van alle bestaansvormen… vertaling door me eigen) Met mijn angstige hoofd denk ik zulke dingen nu dikwijls ook…

zondag 9 augustus 2015

Kannie zonder Anny

Toch is het een toppertje van een roman hoor, La Nausée. Gisteravond het gesprek tussen Roquentin en Anny gelezen. Eindelijk na zoveel verstreken jaren bevindt hij zich weer in haar nabijheid: Anny zijn grote liefde en enige zielsverwant op deze eenzame, contingente aardkloot. Geil wijf. Beetje dik geworden, wat verlopen, volstrekt illusieloos. En een dame met gedachten. Dat van die situations privilégiées en die moments parfaits is coole shit. En dan blijkt ze de wereld, de verschijningsvormen ook nog net zo te zien als onze held Roquentin, nou ja à peu pres… But she has no further use for him, om het met Peter Hammill te zeggen, want ze heeft een jongere vent aan de haak geslagen, een knappe Egyptenaar met een kameelharen jas. Morgen reist ze met hem af naar Londen. Anny kust Roquentin nog een keer op de mond om de herinnering op te frissen, maar als hij haar in zijn armen nemen wil, schudt ze nee met het hoofd; ze gaat immers met de kameelharen jas naar Angleterre. “Je ne suis pas simplement accablé de la quitter; j’ai une peur affreuse de retrouver ma solitude. » Nou beste Antoine Roquentin, die angst is navoelbaar hoor, die Sartre heeft het puik voor het voetlicht gebracht. Het begin van het volgende hoofdstuk, pardon de volgende entry in Roquentins dagboek is zo mogelijk nog schrijnender en van een nooddruftige schoonheid. Al heel vroeg in de ochtend dwaalt hij door Parijs. Nog is zij niet vertrokken. “Je ne me sentais pas encore seul.” Maar als hij naar het station Saint Lazare gaat en haar ziet in gezelschap van haar Kameelharen jas en zij in de trein het raampje opendraait terwijl Kameelharen jas de trein weer verlaat om kranten te kopen en zij, Anny, hem, Antoine, ziet, en naar hem kijkt, zonder boosheid, uitdrukkingloos, lang maar uitdrukkingsloos, dan, ja wat dan, dan kun je wat clichés te voorschijn halen, dan sterft hij duizend doden of kan hij wel door de grond zakken of zo, hoe dan ook, Kameelharen jas komt terug de trein in met de kranten, trein vertrekt, Roquentin heeft nog een scherpe herinnering aan een Londons restaurant waar hij met Anny placht te lunchen, autrefois, et puis tout est claqué.

zondag 2 augustus 2015

Autodidact

Roquentin luncht met de Autodidact en maakt korte metten met hem. De Autodidact, een eenzame sukkelaar, die in de mensheid gelooft en het humanisme aanhangt, en Roquentin, de existentialist, zo cynisch als de neten. Dat kan niet goed gaan en gaat niet goed. De Autodidact is een onderkruiper, een kruiperig mannetje dat toch even met zijn tandjes blikkert als Roquentin zijn humanisme fileert. En Roquentin die spijt krijgt dat hij zijn afkeer van de humanisten op die naprater met de kleine hersentjes afreageert. En dan slaat ook de Walging nog toe. Hij weet zich geen raad meer met zichzelf en vlucht het restaurant uit en weet zich in de rug gezien door de andere bezoekers (die niet weten dat ze bestaan… Jij die dit leest, weet jij dat je bestaat? Ja, nu, nu ik je je erop attendeer – maar gewoonlijk, sta je er dan wel eens bij stil? Nee hè? Je bestaat gewoon…) “…ils croyaient que j’étais comme eux, que j’étais un homme et je les ai trompés. Tout d’un coup, j’ai perdu mon apparence d’homme et ils ont vue un crabe qui échappait en reculons de cette salle si humaine. » Meesterlijk hoor, en met een vleugje Lautréamont. Ja joh, en dan te bedenken dat dat zo’n beetje mijn eerste literaire boek was, dat ik las als tamelijk ongeschoolde twintigjarige. Wat wist ik weinig! Woorden als misantroop, egotist, autodidact, ik moest ze opzoeken… Maar ik was ontvankelijk! Ook toen al was ik een krab onder de mensen…

zaterdag 18 juli 2015

In de mist

La Nausée in een zin samengevat:
Antoine Roquentin beseft – of meent te beseffen – dat hij vrij is en daar krijgt hij de kriebels van.
Dat klinkt niet als een aanbeveling en dat komt omdat ik me meer sarcasme veroorloof dan gerechtvaardigd is, want La Nausée is wel degelijk een sublieme roman. Nu ook weer. Die ochtend in de mist, niet eens de mist – de overdrachtelijke mist – die door de mist wordt meegebracht; maar gewoon die ochtend in de mist. Het café met maar twee lampen aan. De vrouw met modder aan haar laarsjes. De ober met de croissants die hij doodleuk van de zojuist verlaten tafel pakt en aan Antoine Roquentin wil serveren, die ervoor bedankt. Het is van een hartverwarmende eenzaamheid, gek hè, maar ik lees en geniet. (Wel in het Frans want anders werkt het een stuk minder. De vertaling alleen voor erbij, voor als mijn begrip even tekortschiet.)
Ik wissel mijn Sartrelectuur trouwens af met een dikke bundel reisproza van Cees Nooteboom, voor de gelegenheid Labyrint Europa gedoopt. De eerste honderd pagina’s in een aanstekelijk jolige toon, daarna – en dan is Cees toch echt pas een klein jaartje ouder geworden – wordt de schriftuur serieuzer, met minder personificaties ook. On en reparle. Ik moet naar de plee. Doei!

maandag 13 juli 2015

ZKV

Er kwam een jongedame naar me toegelopen. Ik moet zeggen, ze mocht er zijn!
“Mag ik je iets vragen?” vroeg zij, en toen ik daar bevestigend op geantwoord had:
“Zou je je zaad in mijn poesje willen spuiten?”
Dat verzoek was niet aan dovemansoren gericht :).
Ze leunde tegen het muurtje en stak haar kontje naar achter. Ik tilde haar rokje op en zag dat zij geen slipje droeg: dat was nog es makkelijk!
Zo vlug als ik kon haalde ik mijn hard geworden genotsknots uit mijn broek en stak hem tussen haar sissend hete schaamlippen en –lipjes.
“Ahh..!” zei de jongedame; “ohh…!”zei ik.
Ik stootte een paar keer goed gericht en spoot toen mijn zaad in haar sloot.
Nadien hebben we samen een sigaretje gerookt.

zaterdag 11 juli 2015

C'est moi qui fends la nuit

Ik mag dan quasi laatdunkend doen over dat boek van Sartre, maar het is natuurlijk wel een bad motherfucker van een roman… Zo las ik vanavond Roquentins beschrijving van een zondag in Bouville – in een woord magnifiek. Alsof je zelf de eenzame observant bent, door zijn ogen de stad en de mensen ziet en zijn bespiegelingen deelt. Ik heb niet zo veel met die existentialistische filosofie omdat ie mijns inziens elk fundament mist – de mens is niet vrij- maar toch stoort het niet dat de roman toch ook tamelijk nadrukkelijk een romantische verbeelding van die filosofie is. Roquentin die weet dat het avontuur om de hoek van de straat wacht, maar om welke hoek en van welke straat? Il faut pourtant choisir: je sacrifie le passage Gillet, j’ignorerai toujours ce qu’il me réservait. Nou ja, dergelijke overpeinzingen zijn niet de meest boeiende ; de beschrijvingen van het gedrag van de bourgeoisie, de arbeiders en het klerkendom op een vrije zondag die zijn fijn. In de rij staan voor de zondagmiddagfilm. “Plus de cent personnes faisaient queue, le long du mur vert. Elles attendaient avidement l’heure des douces ténèbres, de la détente, de l’abandon, l’heure où l’écran, luisant comme un caillou, blanc sous les eaux, parlerait et rêverait pour elles. »

woensdag 8 juli 2015

Walging

Een eenzame zak met botten die richting de vijftig loopt. Ofte wel, waar blijft de tijd. Ik herlees La Nausée van Jean–Paul Sartre. (Toen ik op de lagere school zat, zat er een jongetje bij mij in de klas die Jean-Paul heette. Die is later met zijn ouders naar Amerika vertrokken. Anyway.) De eerste keer dat ik die beroemde roman van Sartre las - die toen nog Walging heette want ik was het Frans niet machtig - was eind jaren tachtig. Ik wist nauwelijks iets van literatuur, maar was zoekende. In een televisiegids (was het de Veronica gids of de VPRO gids? – dat ik die switch van televisiegids maakte was veelzeggend) las ik een interview met Frank Boeijen. (Ik vond Frank Boeijen een zelfingenomen pretentieuze kwallenbal van een zak patat, maar blijkbaar vond ik hem toch boeiend genoeg om een interview met hem te lezen.) Frank koketteerde in dat interview met De Walging, een roman van Sartre, die over eenzaamheid ging en zelfdestructie. Ik was al vegetariër, at gezond, rookte niet en ging drie keer in de week hardlopen: toch was het dat woord zelfdestructie dat mij richting boekhandel stuwde – als stuwde een niet te gezochte persoonsvorm is in dezen (ik kan ff niks beters bedenken) (of toch: duwde. Nevermind/peu importe). Zelfdestructie - en wellicht dat er in het interview ook nog gerept werd van introspectie. (Ik zoek naarstig naar een bres in de tijd, om te herbeleven hoe het was: een ongeschoolde, matig intelligente, zichzelf overschattende en tegelijkertijd beschroomde adolescent te zijn, die contact maakt met defaitistische literatuur door een introspectieve roman te lezen: maar ik heb geen tijd, bummer.) En trouwens, die Antoine Roquentin, met zijn existentiële eenzaamheid – als ie zin heeft in sexy time kan ie met de uitbaatster van Rendez-vous des Cheminots mee naar boven, zonder dat ie zelfs maar hoeft te betalen. En maar neerbuigend doen jegens die de Autodidact, alsof het een Untermensch is en meneer Roquentin met zijn interessante gedachten een Übermensch. Zou dat de eerste keer zijn geweest dat ik op dat woord stuitte, autodidact, toen dus, toen ik in 1988 voor het eerst De Walging las? Ik denk het. Maar ik dweepte met het boek. Vooral met die passage waarin Roquentin op een heuvel staat en neerkijkt op de mechanieke leventjes van het klootjesvolk. Het regende zo-even trouwens heel hard maar nu zingen de vogels weer.

woensdag 1 juli 2015

Met een lolbroek

De secretaresse is naar de wc. Ik neem de telefoon op. Iemand zegt: “Sorry hoor. Ik ben verkeerd verbonden.” “Dan moet u bij de dokter zijn,” antwoord ik, “en niet bij ons.”
Een collega komt een praatje maken. Hij zegt: “Vrijdag ga ik iets eerder naar huis. Ik heb een barbecue.” Waarop ik: “Ik ga vrijdag ook iets eerder naar huis. Ik heb een gasfornuis.”
Zo lachen we heel wat af.

zondag 21 juni 2015

Streel mijn poesje, liefje

“Ik wil later met Siem trouwen!” zegt kleindochter Cielke. “Wie niet?” vraagt dochter Elsa. En het heeft er alle schijn van dat Siem zelf met Siem zou willen trouwen, gesteld dat dat mogelijk was, zeg de schrijver dezes. Siem is Simon, het alter ego van Jan Siebelink in zijn roman De Blauwe Nacht. Sjonge jonge jonge wat heeft dat tiep het met zichzelf getroffen, wat een ongegeneerde eigendunk. Daarbij vergeleken was Herrie Mulles de bescheidenheid zelve. En wat een nuffigheid, wat een wuftheid, meine Güte. Sieb / Siem mag dat hetero zijn, maar wel een van de homoseksuele soort. (In gedachten zie je hem telkens met een wuft gebaar zijn haar naar achteren doen.) Is het boek wat? Tja, Parijs, tja Joris Karl Huysmans, tja, het symbolisme en het surrealisme, tja Les Poètes Maudits, dat zijn onderwerpen die mij aan hart gaan. Ik heb dat boek niet voor niks gekocht. Dat Jan Siebelink een aanstellerige estheet is vol eigendunk, neem ik dan maar op de koop toe. Hij schrijft niet slecht. Al blijft hij hopeloos achter bij zijn lichtend voorbeeld, Huysmans, die zoveel fijnzinniger en talentvoller was. Trouwens, tweede boek al dat ik lees dit jaar met een hoofdpersoon die op het werk van Huysmans promoveert of is gepromoveerd. Het eerste was Soumission van Houellebecq. Als ik weer es in Frankrijk ben zal ik À rebours kopen en het herlezen in het Frans. Als ventje van 23 vond ik het prachtig. Vertaling van homoseksuele hetero Jan Siebelink. Daar moet ik hem toch dankbaar voor zijn. Om terug te komen op de vraag: is het boek wat? Nou ja, opzienbarend is het niet, op de breeduit geëtaleerde eigendunk na. Toch lees ik er graag en gretig in door. Kun je zeggen dat kompt doordat Parijs existentialisme Mallarmé Café de Flore Brasserie Lipp etc etc –ja, maar een jaar of zo geleden las ik Een liefde in Parijs van de alom hogelijk gewaarde Remco Campert en die roman wist op mij met dezelfde couleur locale toch een veel minder enthousiasmerend effect te sorteren. Dat was meer een wedstrijdje Parijse straatnamen noemen (want dat doet Modiano ook en bij hem werkt dat zo goed) opgehangen aan een keukenromannetjesplot. Nee die romankunst van Campert stelt echt geen ene ruk voor. (Al vond ik Het leven is vurrukkulluk wel weer geestig indertijd, eerlijk is eerlijk.) (Er een zwartgallige onanistische parodie op schrijven: Ut levuh is ruk.) -Maar bij Siebelink valt er ook veel te lachen. Onbedoeld weliswaar, maar dat lacht vaak het lekkerst. Ligt-ie, Simon, weer es onderop bij het neuken met z’n jongenachtige minnares, vraagt zij “Je zegt helemaal niets, liefje. Waar denk je aan?” Je zou een verbaasd “Nergens aan: ik lig te neuken!” verwachten, maar nee er volgt een zeer begaan gesprek over een meisje dat bij een aanslag van de OAS ernstig verminkt is geraakt. Dezelfde avond nog wandelt Simon met diezelfde minnares, die hem uiteraard net als alle andere vrouwen verafgoodt, door de Rue Saint-Denis; de bedoeling is dat zij de hoer voor hem gaat spelen want lekker decadent en zo, enfin. Ter hoogte van café Greneta zegt Simon: “Hier liet Lodewijk XIV de stoet halt houden om een plas te doen.” Waarop Judith: “Ik hou van je. Je hebt altijd een verhaal.” Een poosje later, als ze een natte poes heeft: “Ze legde zijn hand tussen haar benen. ‘Voel je het. Zo nat. De roes.’ ‘Dauw.’ ‘Oef, dat zeg je mooi.’ Kom op zeg, daar zakt je broek toch van af. En zo zijn er legio voorbeelden. Ook typisch, van bijna elke Franse zin in de roman, van elk Frans woord, staat achterin het boek de vertaling opgenomen, behalve het door prostituée Gabriela uitgesproken “Caresse ma chatte, chérie.”

O Menschheit, noch mehr Powetri!

Mensheid jonge graanjenever
Uit het diepst van mijn kloten groet ik u
En vraag ik u mij toe te juichen
Voorwaar ik ben een man met een missie
Zie mij hier voor u staan
Een eenzame zak met botten die richting de 50 gaat
Eens was ik een glorieuze voetballer
Ik liep de honderd meter in 9 seconden
Maar zelfs indien gijlieden wonderen ziet, geloof ge niet
De tijd nam zijn loop en ik zocht mijn heil in donkere kamers van de hel
Zo leerde ik de literatuur kennen en de macht van het woord
Dat was mijn redding
En de uwe
Want via het woord richt ik mij tot u
En zeg u, voorwaar ik heb een heerlijk harde lul
Een grote lul speciaal gemaakt voor mooie meisjesmonden
Kom en drink het zoete zaad van de vegetariër
Kom en drink mijn zoete zaad
En gij zult heel zijn
Amen

zondag 7 juni 2015

Relativitijdstheorie

Als ik op mijn werk zit, en ik heb een spoedklus of ik sta op het punt het budget te overschrijden, dan lijkt de tijd hard te gaan, te hard, het wordt een gevecht tegen de klok. Maar als het rustig is op kantoor en ik ben met een opdracht bezig die weinig tot geen druk met zich meebrengt, dan wordt de tijd stroperig en begin ik me te vervelen. Ik kijk dan dikwijls op de klok en check maar eens de weersvoorspelling: je moet wat om de dag door te komen. Mijn punt is, u raadt het al, het zou precies andersom moeten zijn. Traag tijdsverloop tijdens drukte en spoed, snel tijdsverloop op momenten dat de verveling toeslaat. Maar neen, daar is in de ordening der dingen geen rekening mee gehouden. Toch jammer dat er geen God is.

zondag 24 mei 2015

Oudewater

Mijn god houdt van spekjes maar wel vegetarische spekjes want mijn god is een ethische god.

Voorts wil ik gewag maken van een droombeeld. Ik reed naar Oudewater, stadje waar ik lang geleden een onbeduidende kantoorbaan had. De stad binnenrijdende zag ik een prachtige vogel een boom in vliegen, een bonte specht maar niet zo een als die ik de dag ervoor in de wakende wereld tijdens een wandeling zag, zwart rood en wit, nee een die zijn naam meer dan waar maakte: rood oranje geel en paars! Ik dacht nog ik moet de naam van die specht es opzoeken op internet want mijn kennis uit de wakende wereld zat mij dwars: waarom kon een waarlijk bonte specht niet gewoon een bonte specht zijn en streepte ik in mijn hoofd meteen de andere mogelijkheden af: zwarte specht, groene specht, draaihals? En dat moest allemaal in een split second, in supersonisch gecomprimeerde droomtijd, want de droom had nog meer ornithologische verrassingen voor mij in petto. Op een lage tak in de boom waar de waarlijk bonte specht zijn plekje vond, zat een joekel van een uil te roesten – vraag me niet wat voor uil.

Later, des avonds, zou ik me wederom in een gedroomd Oudewater bevinden, een Oudewater dat qua uiterlijk weinig tot niets met het wakkere stadje gemeen had. Ik was er met S. voor vrijetijdsdoeleinden, wij zouden het theater bezoeken. S. was zeer te spreken over het pleintje waar het theater aan lag, omringd als het was door oude herenhuizen. Het deed mij goed dat zij ervan genoot. “En dit is nog maar de achterkant van het theater. Aan de voorkant hebben ze een terras tussen lommerrijke bomen..!”

vrijdag 15 mei 2015

Fury Road

Opgejut door de ronkende recensies in de pers zat ik gister met een 3D-bril op mijn neus onderuitgezakt in een aftandse bioscoopstoel te wachten op het begin van Mad Max Fury Road. Ik had er dermate zin in dat het alleen maar kon tegenvallen en het viel ook tegen, nogal zelfs. Want het is toch net iets te simplistisch allemaal, te rechttoe rechtaan, te ongefundeerd, te ongemotiveerd, te melodramatisch met die grote gebaren en die heldhaftigheid en alles. Bovendien is Tom Hardy geen Mel Gibson, die wél een grimmige, getormenteerde Mad Max wist neer te zetten. Wat resteert is flitsende maar onzinnige actie, die soms bedoeld -en onbedoeld- op de lachspieren werkt. Camp.

dinsdag 5 mei 2015

Modi

Heb een prachtige Franse Fillum gezien vandaag: Montparnasse 19. Nou es een biopic die niet lijdt onder het genre. Modigliani: Modiano claimt hem als lid van de familie en dat snap ik best, schitterende kunstenaar. Prachtige liefdesgeschiedenis ook, zij het tragisch. (Dat ik Modigliani al kende (van naam) voordat ik Modiano ging lezen, komt doordat het verhaal ging dat hij altijd met Les Chants de Maldoror op zak liep. Dat nam hem voor me in. (Eigenlijk verdiepte ik me in die tijd – over welke tijd hebben we het eigenlijk: zo rond de eeuwwisseling – nauwelijks in de schilderkunst.) Nu boeit het me meer en meer. Genoot vorig jaar nog zeer van Calasso’s Droom van Baudelaire en ga vanavond enthousiast beginnen in In ogenschouw van Julian Barnes. Verder lees ik momenteel Les Choses van Perec (subliem) en Les Chimères van Gérard Nerval (eveneens subliem). Ja mensen, deze jongen heeft smaak.

maandag 27 april 2015

Punk rock/Cody

Zeker, het origineel is ook heel mooi, teder en ontroerend; maar dit is toch echt de overtreffende -en niet te overtreffen- trap.

maandag 13 april 2015

Aanmodderen!

Wederom verkoudjes. Niesdagje, leesdagje. De voor halfzachte oelewappers als ik weinig bemoedigende woorden die ik hieronder citeer, komen uit Bezorgde ouders van Gerard Reve.

“Maar of hij enig talent bezat voor oorspronkelijk scheppend werk, dat was voor Treger zelf nog steeds de vraag. Of neen, eigenlijk niet: op zijn leeftijd kon men, wat nog steeds niet gekomen was, ook niet meer verwachten. Het ging er nog slechts om, of men daarmede vrede had, of niet. Als men gezond was, eerlijk aan de kost kon komen, van bepaalde mensen enige genegenheid en achting ondervond en zelfs een enkele keer, hoe bitter ook, nog iets van de liefde mocht proeven, was dat dan niet voldoende?”

Tja, ehm, nou ja, wat zal ik zeggen, enfin. Eerder nog op de dag las ik bij toeval een gedicht van Philothée O’Neddy, u kent hem wel.

Et si, pour assoupir ton âme,
Pour lui verser un doux dictame,
Le Destin, geôlier rigoureux,
Ne t'a pas, dans ton insomnie,
Jeté la lyre du génie,
Hochet des grands coeurs malheureux
(…)

Op de puntjes hoort te staan Va, que la mort soit ton refuge ! met nog een heel loflied op de dood erachteraan. (Het gedicht begint overigens met een citaat van Pétrus Borel: « Sur la terre on est mal : sous la terre on est bien. ») Maar ik vind, dood kunnen we nog lang genoeg zijn. Niet tobben – aanmodderen! Dat is mijn devies.

zaterdag 11 april 2015

Moor poohwétri!

Op een regenachtige zaterdagmiddag
-Geen zondagmiddag, dat zou afgezaagd zijn! –
Stond ik voor het raam en keek naar buit-
en. Veel zag ik niet. Een paar auto’s die voorbijreden.
En de regendruppels tegen de ruit.

zaterdag 28 maart 2015

Gebakken hond

Ik ben dikwijls de inschikkelijkheid zelve. Ik ben vriendelijk, voorkomend, aardig, behulpzaam, toon begrip, lach wanneer het van me verwacht wordt etc. etc. Dikwijls – maar soms ook voelt het of ik haaks op de wereld sta, haaks op de mensheid. Zo hermetisch mogelijk beweeg ik me dan tussen die tweevoeters wier banaliteit gewoonweg te stuitend is om te kunnen verdragen. Vanochtend was ik bij de slager. Ik kom niet graag bij de slager omdat ik niet graag op plekken kom waar in stukken gehakte lijken voor iedereen te kijk in de vitrine liggen en tot nog kleinere stukjes lijk, plakjes lijk wanneer de argeloze tweevoeter dat blieft, gehakt of gesneden worden; maar voor mijn oude moeder die zelf even niet gaan kan, ga ik dan toch maar naar de slager.
Ik kom de bestelling van mevrouw X ophalen.
Weet u wat ze besteld heeft?
Nee nee.
Zijn het karbonaden?
Ik weet het niet.
Het zal wel geen gebakken hond zijn.
Ik kijk naar rechts. Naast me staat een man olijk te grijnzen. Ik staar hem aan.
Het zal wel geen gebakken hond zijn…
Ik zeg niks. Ik staar hem alleen maar aan. Weinig tot geen inschikkelijkheid. Volstrekt haaks op de winkel, op het personeel in de winkel, op de klandizie. Op de stuitend banale grappenmaker.
Hond, zet hij uiteen, ze zullen hier toch geen hond verkopen?
Vraag het dan weet je het, zeg ik.
Ik krijg intussen een plastic tasje met stukjes en plakjes lijk aangereikt. Ik betaal en verlaat de winkel.

vrijdag 20 maart 2015

Fkes zeveren

Toen ik woensdagavond terugkwam van het zwembad, was Barcelona – Manchester City op tv. Ik zette koffie voor mijn moeder en mij en ging samen met haar de tweede helft zitten kijken. Bij Manchester City speelt Yaya Touré. Steeds als hij aan de bal kwam en de verslaggever noemde zijn naam, zei mijn moeder: Overflakkee. Dus:
Verslaggever: “Touré.”
Mijn moeder: “Overflakkee.”
Ja ja (Yaya), mensen. Een dag niet gelachen is een dag niet geleefd.

’s Nachts om twee uur werd ik wakker doordat ik pissen moest. Terwijl ik in de wc-pot stond te klateren keek ik naar het wc-kleedje waar ik op stond. Hoe vaak had ik al niet op dat wc-kleedje gestaan terwijl ik aan het pissen was? Duizend keer of meer. En toch wist ik niet hoeveel gele blokjes er langs de rand in het verder groene kleedje verwerkt waren. Ik telde ze. Negen. Dat vergeet ik dus niet meer. Het kleedje in de wc telt negen gele blokjes.

Tenslotte zijn er mensen die stellen dat de Partij voor de Dieren een one issue partij is. Maar de Partij voor de Dieren behartigt de belangen van alle dieren terwijl de overige partijen zich bijna unaniem uitsluitend inzetten voor slechts die ene diersoort waar ze zelf deel van uitmaken. Over one issue gesproken… (Kek geredeneerd hè.)

zondag 15 maart 2015

Niet stikken

Ik lees Plateforme van Michel Houellebecq. Soms moet ik erg lachen. Dit bijvoorbeeld vind ik erg grappig: "Elle rentrait tellement épuisée de son travail qu'elle n'avait plus la force de faire l'amour, à peine de me sucer; elle s'endormait à moitié, gardait mon sexe dans sa bouche." Zou-t-ie zelf hebben zitten gniffelen toen-ie 't opschreef?

donderdag 12 maart 2015

Powetrie / onanie

Maar niet heus

De regen slaat hard tegen
het raam. De kachel
bromt.

Op bed lig ik
:
In mijn éne hand
de Chick
;
In mijn andere hand
mijn Pik.

Wat is het leven toch mooi.

zondag 8 maart 2015

A most violent year

A most violent year is een absolute kutfilm, een perfect voorbeeld van een film die niet gemaakt had hoeven worden. Hij is nauwelijks spannend en duurt veel te lang, bovendien stapelt hij cliché op cliché en gaat hij gebukt onder een valse dramatiek. Die zelfmoord aan het eind, kom aan zeg. Sowieso dat die gast ontkomen kon toen ze hem aan de politie uitleverden, en dat die dan plotseling, als alles toch nog op z’n pootjes terecht lijkt te zijn gekomen (ik ga de film niet navertellen hoor; ga zelf maar kijken voor een potje ergernis) als een duveltje uit een doosje tevoorschijn popt om het feestje te verstieren, da’s toch niet te filmen gewoon.? Na ja, blijkbaar wel... En let wel, die film heeft lovende tot zeer lovende recensies gehad, is vrijwel unaniem de hemel in geprezen...

donderdag 5 maart 2015

Explowetrie

Bomgordel

With a BANG, not a whisper

(Vrij naar T.S. Eliot)

dinsdag 3 maart 2015

Terrapin station

Het is denk ik al meer dan twintig jaar geleden dat ik voor het laatst naar Terrapin Station van The Grateful Dead luisterde. Tot vandaag dan, want tijdens het ophangen van de was en tijdens het douchen daarna heb ik via Youtube de muziek herbeleefd. Het was een collega die mij dat album indertijd had uitgeleend, Herman, een sympathieke gast. Ik had hem gezegd dat ik niet zo hield van The Grateful Dead, maar hij zei luister nou, dit is echt anders. En het is ook anders. Symfonisch. ELO meets Jethro Tull, maar daarmee doe ik het album of liever de song tekort, want het is magisch, Terrapin Station, dat was het toen in mijn beleving en dat is het nog. De archetypische lyrics, de voordracht, de toonzetting, de orkestratie: magisch. Doe maar luisteren

zondag 22 februari 2015

Mollenvel entry 21-2-2015

Concertgebouw
Pauze na 1e vioolconcert van Sjostakovitsj, dat heel mooi was, heftig, wild, ritmisch, opzwepend, doldwaas, maar ook verstild, gevoelig, droevig, kortom Sjostakovitsj. Dat ik, muziekbarbaar, dat allemaal herken, het genie herken in de Mahlers en de Sjostakovitsjen van deze wereld, het is toch wonderbaarlijk. Afijn. De mensen zijn hier blij en tevree, ze hebben gezellige kout onderling. Ik zou es door de zaal kunnen lopen, door de gangen, op zoek naar een eenzame vrouw, ik zie er goed uit in dit licht, de spiegels staan op groen, maar nee, hier zit ik weer alleen aan een tafeltje in mijn verdomboekje te pennen, rode wijn te drinken…

zondag 15 februari 2015

... à cause d'une femme

De lucht die uit de sloot opstijgt
herinnert mij aan jouw huid,
jouw witte huid.

De avond valt.
De merel bespot mij.
De kraai krast mij uit.

zondag 8 februari 2015

Je suis pas avion, je suis poète

Kwam op mun harde schijf nog een paar vergeten rijmpjes tegen:

Scatologie en/of Blasfemie

I

Scatologie

Ik Hou van Lekker Schijten.
Ja, Schijten Doe Ik Graag.
Schijten Doe Ik Zittend
En met Mijn Broek Omlaag.


II

Blasfemie

O Gij Grote Kippenneuker Die in de Hemelen Zijt,
Gij Die een Koe Neukt en een Geit,
Gij Die, indien Zeer Geil, zelfs met een Varken Vrijt,
Weet dat Gij aan Bestiale Satyriasis Lijdt.


III

Scatologie en Blasfemie

O Gij Grote Koekenbakker Die in de Hemelen Zijt,
Weet dat Ik de Koek die Gij voor Mij Hebt Bereid,
Uit Innige Dankbaarheid Helemaal onder Schijt.

zaterdag 31 januari 2015

On aime l'auteur plutôt que son livre

In Soumission zegt Houellebecq iets over literatuur, dat ik zeer onderschrijf. Ik geloof zelfs dat ik het zelf ook al eens gezegd hebt, zij het uiteraard minder pregnant. Op pagina 13 houdt hij een klein betoog over wat de literatuur vermag ten opzichte van de andere kunsten: “Mais seule la littérature peut vous donner cette sensation de contact avec une autre esprit humain, avec l”intégralité de cet esprit, ses faiblesses et ses grandeurs, ses limitations, ses petitesses, ses idées fixes, ses croyances ; avec tout ce qui l’émeut, l’intéresse, l’excite ou lui répugne. » Terecht opgemerkt, denk ik. Maar het wordt nog boeiender als hij de kracht van een literair werk volledig terugbrengt tot de bron ervan, de auteur : “Alors bien entendu, lorsqu’il est question de littérature, la beauté du style, la musicalité des phrases ont leur importance; la profondeur de la réflexion de l’auteur, l’originalité de ses pensées ne sont pas à dédaigner ; mais un auteur c’est avant tout un être humain, présent dans ses livres, qu’il écrive très bien ou très mal en définitive importe peu, l’essentiel est qu’il écrive et qu’il soit, effectivement, présent dans ses livres (…) Hier zegt Houellebecq iets spannends en, voor halfzachte mafkezen als ik, aanmoedigends, namelijk dat het uiteindelijk niet eens van belang is of de schrijver een goede schrijver is om een vanuit literair oogpunt belangwekkend werk voort te brengen – als de auteur zelf maar kwaliteit genoeg heeft, bijzonder genoeg is, als mens, als geest, en als zodanig in zijn werk aanwezig is. Wat hij ook zegt, wat min of meer uit het voorgaande volgt is: « De même, un livre qu’on aime, c’est avant tout un livre dont on aime l’auteur, qu’on a envie de retrouver, avec lequel on a envie de passer ses journées. » Schrijvers wier persoonlijkheid zeer in hun werk aanwezig zijn, heten overigens niet zelden Gerard : Gérard de Nerval, Gerard Reve. Maar ook wel Knut en August. Patrick. Michel ook.

zaterdag 24 januari 2015

Birdman

De ronkende recensies misten hun uitwerking niet. Vanmiddag ben ik naar Utrecht getreind om Birdman te zien. Het is inderdaad een puike film, met veel ritme, pace. Tof om soms die coole drummer voor een moment in beeld te zien. Grunberg prees vanochtend het acteerwerk van Edward Norton, maar ook Keaton is sterk. Het script misschien wat fladderig, met die suïcides die telkens misgaan. Ook: wat een draak moet dat verhaal van Carver niet zijn..! Zo’n sentimentele frase over een ouwe vent die gedeprimeerd is omdat hij – kop in het gips – zijn echtgenote niet kan zien. Wacht, ik google die tekst ff. “I dropped in to see each of them every day, sometimes twice a day if I was up doing other calls anyway. Casts and bandages, head to foot, the both of them. You know, you’ve seen it in the movies. Little eye-holes and nose-holes and mouth-holes. And she had to have her legs slung up on top of it. Well, the husband was very depressed for the longest while. Not about the accident, though. I mean, the accident was one thing, but it wasn’t everything. I’d get up to his mouth hole, you know, and he’d say no, it wasn’t the accident exactly but it was because he couldn’t see her through his eye-holes. He said that was what was making him feel so bad. Can you imagine? The man’s heart was breaking because he couldn’t turn his goddamn head and see his goddamn wife.” Nou ja, er ging dus een verkeersongeluk aan vooraf en de tekst wordt uitgesproken door medicus tijdens een rijkelijk met alcohol besprenkeld gesprek over wat liefde nou eigenlijk is. Carver, dat is toch zo’n Amerikaanse korte verhalenschrijver met much critical acclaim? Aan de hand van zo’n fragment zou je zeggen, typisch Amerikaans sentimentalisme, zonde van je tijd. Vals sentiment dat met een paar goddamn’s tot authenticiteit verheven moet worden. Nou, daar trappen wij niet in. Zelfde soort sentimentaliteit loopt door de film trouwens. Als parodie? Of zit het zo in die malle cultuur ingebakken? Er sluipt zo gaande weg veel misprijzen en geringschatting in mijn karakter…

zaterdag 10 januari 2015

Vieze lucht

Op de plee met stijgende verbazing de column van Peter Buwalda zitten lezen… Titel: Vrijheid. Ondertitel: Gewoon een beetje rustig aan met de Profeet. De column is geschreven in zijn gebruikelijke getapte-jongensstijl, popie jopie jee, en opent met de vaststelling dat ons geklaag over onze vrije meningsuiting niet handig is “aan de hysterie rond de aanslag op Charlie Hebdo.” Hysterie? denk ik, hysterie? Er zijn twaalf mensen in koelen bloede doodgeschoten, afgemaakt, twaalf onschuldige mensen, - wat verwacht je dan? Een ingetogen reactie..? Enfin. Klagen over onze vrije meningsuiting is dus niet handig, want als we het aan Peter Buwalda vragen staat die niet onder druk. Volgt een opsomming van andere aanslagen, heel geestig voor de vuist weg geformuleerd allemaal, dat kun je aan die kekke schrijver wel overlaten, ahum. Alinea wordt besloten met nog een complimentje aan “de daders van eergisteren” want die hadden tenminste een motief; zij hadden namelijk nog een appeltje te schillen met de mensen die ze hebben vermoord. Daar ging mijn verbazing weer de hoogte in..! Gelukkig haast Buwalda zich te zeggen dat het een rot appeltje was, want anders was ik helemaal op verkeerde gedachten gekomen. Nog een obligaat alinea-tje over de onderdrukking van de pers in de Sovjet-Unie om alles tot de juiste proporties terug te brengen (waar hebben we het eigenlijk over) en dan vlug door naar Peters volgende stijlbloem in de vorm van een vies luchtje des ochtends in de slaapkamer. “Even dacht ik aan de moord op Charlie Hebdo, maar die stonk toch anders, penetranter, meer als hondenstront. Van grof geweld van dat type moet een normaal mens meteen kokhalzen. Dit was een weeïge putlucht.” Wat een schrijfmans hè? Wist u dat hij zijn columns pas nog gebundeld heeft en dat hij ze graag voorleest op bruiloften en partijen? Maar goed, terug naar zijn column. De zure lucht komt uit de krant. Zwarte Piet wordt er bijgehaald en Prem Radhakishun, die een reprimande krijgt. Want ook Prem werd een keer door iemand beledigd en van de weeromstuit maakte Prem die meneer voor pedofiel uit. En, let wel, zonder enig bewijs! Tja, ook niet netjes, maar toch van een andere orde dan mensen af te slachten omdat ze satire plegen of kritisch zijn… me dunkt. Gelukkig komt Peter Buwalda wel met een oplossing: “Gewoon een beetje oppassen met grappen over Zwarte Piet, kanker, Anne Frank en kennelijk ook de Profeet, en alles komt vanzelf goed.” Nou das dan weer een hele geruststelling. (Let trouwens ook op dat woordje kennelijk.) Ten slotte geeft Peter Charlie Hebdo nog een trap na door heel subtiel, als een vals kreng heel subtiel, te laten blijken dat hij het blaadje niet eens grappig vindt… Om te kotsen.

donderdag 8 januari 2015

Geloof maakt meer kapot dan je lief is. Geloof met mate.

“…This sort of behavior is left to the psychotic, dogmatic, fundamentalist believers you see on T.V. everyday letting off bombs and killing people in the name of God. Beliefs are dangerous. Beliefs allow the mind to stop functioning. A non-functioning mind is clinically dead. Believe in nothing.” Dit stond in the liner notes van AEnima, het magnum opus van Tool uit 1996. Hoewel zelf behept met het religiositeitsgen, maakte ik graag goede sier met die woorden. Maar hoe sexy het ook klinkt, in feite is zo’n statement evengoed een vorm van radicalisme. Er zijn talloze mensen die in vrede een geloof aanhangen en daardoor geïnspireerd worden tot daden van liefde en mededogen. De Groene Amsterdammer lag op de mat toen ik thuiskwam van mijn werk. Ik snap wel, dat blad was allang van de pers gerold toen the psychotic, dogmatic, fundamentalist believers hun vreselijke terreurdaad pleegden, maar wat interesseert mij nu nog die blote kont van Simone de Beauvoir of zo’n bladvullende zevercolumn van Opheffer of het malle rijmpje eronder van Maarten Doorman: “Ergens in Europa in de puree?/Dan komen ze je halen van de ANWB”. Ik was benieuwd naar de column van Grunberg van afgelopen ochtend. Of terrorisme geen bedreiging vormt voor het Westen, ik help het hem hopen; en laten we duimen voor een satiretolerante profeet. Grunberg haalt ook de vermoorde cartoonist Georges Wolinski aan: “Ik wil gecremeerd worden. Tegen mijn vrouw zei ik: gooi jij mijn as maar in de wc, zo zal ik nog elke dag je kont zien.” Held.