donderdag 26 november 2009

O dokter...!

Wat een ophef toch bij de VARA over die mevrouw die aan tafel bij DWDD zei dat ze na het zien van Komt een vrouw bij de dokter een hekel had gekregen aan Barry Atsma. Ze leek me echt niet zo dom dat ze dat letterlijk bedoelde. En enige verontwaardiging over het moreel besef van de hoofdpersoon is wellicht best op zijn plaats. Heeft de film toch gewoon zijn werk gedaan, of die Atsma toch..? Maar nee ze blijven er over doorzeuren. Bij PenW en gister bij DWDD mocht Halina Rein aan het begin van de uitzending nog even clichés spuien.
Maar waaaaaaaaaaaaar zeur ik over! Een kutfilm gebaseerd op een kutboek.
-Heb jij die film gezien dan? Dat boek gelezen misschien?
-Tuurlijk niet, ik ga me daar een kutboek lezen. Zonde van mijn tijd.
-Maar hoe weet je dan dat het een kutboek is als je het boek niet gelezen hebt?
-Noem het literaire intuïtie.
-En die film dan?
-Twee sterren in de Volkskrant. Ik wist het gewoon. Echt zo zonde van je tijd man. En al die ophef, al die airtime!
-Nu je het zegt. Was dat toen ook niet met die andere kutfilm die je ook hoefde te zien om te weten dat het een kutfilm was? Kom, hoe heet ie? Zomertijd... Zomernacht... nee, wacht... Zomerhitte! Volslagen kut, maar mooi frontaal gepresenteerd (frontaal hihi!) bij DWDD en PenW. Met die Sophie Brillebrand. Of dat wel een echt Wolkersmeisje was en zo… Om slapeloos moe van te worden.
-Dat boek heb ik wel gelezen toen. Niet moeten doen: een kutboek.
-Ken je trouwens KEVBDD “het gedicht”?
-Nee, maar ik ben razend benieuwd. Is vast heel erg goed!

Komt Een Vrouw Bij De Dokter

Ah..ah..aahh…
Ah..ahh…ah..ja..
Ja.. jah..ja..!
Ja! ja!! Ja!!!
O, dokter, dat was zo fijn…!

zondag 15 november 2009

Vakwerk

Voor de familie uit loopt een vrouw met een zak oud brood. Ze gaat het bruggetje over en gooit hele sneje naar de eende die eropaf vliege. Zodra een stuk brood in de snavel, maken dat je wegkomt en zorg dat je het opslokt want ook de meeuwen betwisten je de buit en maken duikvluchten! Pandemonium! Een vrolijke drinkebroer zit met in zijn knuist een blik euroshopperbier op een bankje en geniet van het eendenspektakel. Ik zend hem een glimlach en hij zegt hallo en ik zeg hallo en hij zegt goedenmiddag en ik zeg goedenmiddag en ik loop door en bedenk dat deze kleine belevenis in een stukje verwerkt moet worden.
Concertino opus 42 van Weinberg is een genot om te ondergaan. En o die Candida Thompson hoe ze meedeint op de melodielijnen die ze uit de buik strijkt van haar viool. Hoe mooi zo’n begaafde vrouw, ook al heeft ze haar voornaam gemeen met een seksueel overdraagbare aandoening. Na afloop van het stuk buigt ze om het applaus in ontvangst te nemen en toont daarmee de holte tussen haar borsten. Ik klap fanatiek voor meer buigingen. En al die tijd zit Sofia Gubaidulina bijna bij me op schoot zonder dat ik haar herken.

zondag 8 november 2009

Dandy

Op de eerste gang was niets aan te merken, al moet je me niet vragen wat het precies was dat ik gegeten had. Daarna duurde het wachten te lang. Aanvankelijk was er nog afleiding want Remco Campert kwam het restaurant binnen. Hij had een opzichtig wit pak aan en droeg een wandelstok – niet voor steun maar als ornament, een canne, meneer was een dandy in zijn vrije tijd – en hij was vergezeld van een ouwe blonde helleveeg. Ik ben vooringenomen jegens Remco Campert, hij lijkt me geen leuke man, ik weet ook niet waarom, hij schrijft nochtans erg aardig over poezen. In de droom was hij evenwel zondermeer een ijdel en naar sujet en hij liet zich op de koop toe negatief uit over Jan Mulder, met wie hij in werkelijkheid toch prima overweg lijkt te kunnen. Het restaurant was een soort van verdichting van drie restaurants in de Betuwe, waarvan er twee nog bestaan en er een al lang geleden is afgebrand, alle drie restaurants met kwaliteit en – pretentie. Te meer daarom ergerde ik me aan het lange wachten op gang twee. Ik ergerde me heel nadrukkelijk – kwam dat misschien omdat ik voor het slapen gaan zo vaak de woorden exaspération en exasperé(-e) had aangetroffen in mijn lectuur van Guy de Maupassant? – en in mijn hoofd was de slechte recensie al voor drie kwart uitgekristalliseerd. De eigenaar van het restaurant moet mijn gedachten hebben kunnen lezen aangezien hij een verdedigingsrede kwam houden; het was juist beleid om de tijd tussen de gangen te rekken, hij had er zelfs een woord voor: conversatietijd. Maar ik was met mijn moeder, ik had geen behoefte aan conversatietijd, ik wilde gewoon lekker eten en dan naar huis.

zaterdag 7 november 2009

Flaneur

Niet alleen moest ik bij de bakker zijn, vanmorgen, ik moest ook nog langs de bank. Nadat ik gepind had liep ik terug langs de stadsgracht naar waar mijn auto stond, wel zo praktisch. Ondertussen genoot ik van de wandeling, wel zo fijn. Hoewel niet rond zijn benen de wielen van de gedachte en zowaar ik dacht weer eens wat. (Heel lang geleden bedacht ik een parodie op Wedden dat: Wed eens wat – dat dat me ineens te binnen schiet…!) Ik dacht, iedereen is iets. Jawel. Iedereen is van alles maar ook een specifiek iets, er is zeg maar iets dat iemand meer dan alle andere ietsen typeert, als je begrijpt wat ik bedoel. Meestal is dat een beroep. Hij is bakker of bankier. Maar soms ook is het een eigenschap. Hij is een held. Een verrader. Een rat. Of gewoon een grijze muis. Een moedertje. Een helleveeg. Soms ook is het een gebrek of een seksuele voorkeur mits afwijkend van de norm. Een blinde, een voyeur. Ik wandel en ik vraag me af: wat ben ik? Ik verdien mijn boterham als boekhouder en ik houd ook oprecht van boeken maar ben ik een boekhouder, no way, dat is mijn eer te na, amigo. Ben ik een schrijver of een dichter dan, zo voelt het toch dikwijls wel. De manier waarop ik naar de dingen kijken en hoe ik ze interpreteer, is die van een kunstenaar of een filosoof, of althans een beetje toch, kom niet te bescheiden. Maar om schrijver te zijn moet je ook kunnen schrijven en daar wringt de schoen. Voor dichter geldt mutatis mutandis - altijd leuk om op te schrijven mutatis mutandis – hetzelfde, hoewel men van nature dichter zijn kan – maar daarvoor ben ik toch weer te veel filosoof. Dan als door de bliksem getroffen wordt ik verlicht door een inzicht: ik ben een flaneur. Ik loop, ik kijk, ik denk: een flaneur ten voeten uit. - En dat ik geen schrijver ben blijkt ondermeer uit het feit dat ik aan dit stukje geen bevredigend eind weet te breien.