zaterdag 30 juni 2012

Mutsenproza

Het eerste wat ik dacht toen ik die foto van Rachel Cusk zag in de Groene Amsterdammer, was daar wil ik op. (Niet ontiegelijk graag maar best wel.) Het tweede wat ik dacht bij het zien van die foto, was op wie lijkt Rachel Cusk? (Antwoord: op Fay Lofsky.) Volgens Marja Pruis is Rachel Cusk een van de interessantste schrijvers van dit moment omdat ze genadeloos over man-vrouwverhoudingen schrijft. Echt zo’n mutsenthema, man-vrouwverhoudingen, geen wonder dat dat Marja Pruis zo boeien kan. (Geen kwaad woord over Marja Pruis, want misschien is het wel een heel lieve mevrouw, maar de stukken die ze in de Groene schrijft, en dan met name haar columns, die zijn me van een mutserigheid… Overigens zag ik Fay Lofsky in de zaal van Nighttown, ergens in de zomer van 1999, bij een optreden van Mercury Rev. Toen ik naar Nighttown kwam toegelopen, stonden Jonathan Donahue en Grashopper op de hoek van de Kruiskade heel cool een sigaret te roken. Chasing a bee stond die avond op de setlist.

zaterdag 23 juni 2012

Une voix humaine

De roman op zich bevalt me maar matig: toch te veel het beklag van een manneke dat met een zilveren lepel in de mond geboren is. Maar een hartstochtelijk lezer is hij wel, Frédéric Beigbeder, daar staat hij om bekend, en dat prijs ik in hem. Het levert in hoofdstuk 21 van Un roman français een interessante notie op die strookt met een opvatting die ik intussen ook al enige jaren koester, namelijk dat het lezen van een goed boek naar een stem luisteren is; dat, als het boek goed is, als je in de ban bent van het verhaal, het de stem is die je bezweert. Bij Beigbeder heet het: “…Denis avait raison : dans un roman, l’histoire est un prétexte, un canevas ; l’important c’est l’homme qu’on sent derrière, la personne qui nous parle. A ce jour je n’ai pas trouvé de meilleure définition de ce qu’apporte la littérature : entendre une voix humaine. » Denis is een jonggestorven oom van Beigbeder met goeie leestips voor zijn neefje : « Arrête de lire des traductions, lis un mec qui parle ta langue. L’histoire on s’en fout, c’est l’auteur qui compte. » Het is waar, vertalingen zijn per definitie water bij de wijn, bij een vertaling luister je naar twee stemmen in plaats van een: naar die van schrijver en die van de vertaler – en als je pech hebt in omgekeerde volgorde. Daarom lees ik Engelstalige en Franstalige literatuur tegenwoordig zoveel mogelijk in het origineel.

zondag 10 juni 2012

Quizvraag

Van wie is de vermaarde uitspraak "Een halfje wit graag. En doe maar twee tompoezen."? Van

A: Mirjam Slikkerveen
B: Drikus van Ballegoye
D: Bernard van de Wispelvere

(Antwoord C is juist.)

zaterdag 9 juni 2012

Moleskine entry, 5 juni 2012

Arras, Grand place,
Terras "Brussels"
10:53:12
petit café

Vanochtend een soort van blauwtje gelopen. Uit kamer 322 kwam een vrouw net nadat ik uit kamer 324 te voorschijn gekomen was. Een vrouw; en er kwam geen man achteraan. Ik zei aprèh voeh bij de lift, maar ze moest terug naar haar kamer ze was wat vergeten zo deelde ze mij mede met gebarentaal. Ff later zat ze aan het tafeltje naast het mijne in de ontbijtzaal; ze bladerde in de toeristische gids van Arras. Ergens achter in de dertig, niet bijzonder mooi, niet bijzonder lelijk, tribal tattoo rond de magere bovenarm. Fuckable zondermeer. Ik verzamelde al mijn moed en vroeg met redelijk vaste stem: “Where you from?” – want dat ze geen Française was had ik intussen al door. “From Austria.” Ze zei het best vriendelijk. Volgende vraag: “Are you alone here?” “No with my husband. He has a business meeting.” Dat was kut. “O.K. I’m sorry,” zei ik, en kon wel door de grond zakken, met een bek vol tanden bovendien.

zondag 3 juni 2012

2HB

Morgen ga ik naar Frankrijk, in mijn uppie, en net als altijd wanneer ik alleen op reis ga ben ik een tikkeltje nerveus van tevoren, dus wat doe je dan op een kille regenachtige dag als vandaag behalve een wasje draaien, de potten en flessen bij de glasbak brengen en biologische slagroom halen bij de AH voor bij de aardbeien die mijn moeder vandaag cadeau kreeg, dan ga je samen met je oude moedertje een ouwe zwartfilm zitten kijken ’s middags, zo’n echte ‘smiddagsfilm die door de BRT dik een maand geleden werd uitgezonden - op zondagmiddag - en die ik had opgenomen. Dat doe je dus op zo’n moment, wat rijmt op time well spent. Want wat een coole film en wat een coole gast was die Humphrey Bogart toch. Ik snapte dat vroeger nooit, dat van wat de vrouwtjes in hem zien, maar het moet die coolness zijn (al had ie het in het begin van de film bepaald warm). Ook cool, omdat ik dat niet wist (nou ja dat is niet de reden waarom het cool is, maar kom, om nu op iedere slak zou te gaan leggen…), William Faulkner die het screenplay schreef. (En Raymond Chandler die verward raakte in zijn eigen plot.) Tuurlijk ging er ook veel tijd zitten in het inpakken van de bagage, ofschoon ik niet veel mee neem, schoon ondergoed, twee broeken en twee blouses, een paar boeken en mijn oude laptop, maar I am a bad decision maker, daarom ben ik met niks doen altijd zoveel tijd kwijt. Sorry voor al dat Engels, zou beter mijn Frans oefenen. Ben alors, dat doe je dan en een stukje schrijven uit de losse pols, omdat schrijven zo’n aardige afleiding is.