woensdag 23 mei 2012

Op de balustrades

In de auto op weg naar het zwembad luisterde ik naar Radio4. Er was een gesprek over oude muziek gaande. De jonge violiste zei op een zeker moment “dat ze die pap al gegeten had en dat ze daarvoor niet op de balustrades hoefde”.

zondag 20 mei 2012

But can you fake it

Lees momenteel A l’abri de rien van Olivier Adam, dat ik een poos geleden cadeau heb gekregen. Een depressieve moeder ergens in Nord-Pas-de-Calais, die het allemaal niet meer zo ziet zitten (dat komt, toen ze nog jong en levenslustig was, kwam haar al even levenslustige en een jaar oudere rolmodel van een zuster bij een auto-ongeluk om het leven) en waarschijnlijk zal opbloeien als ze straks verderop in het boek zich het lot van de vluchtelingen die graag de oversteek naar Engeland maken aantrekt en zich met hen gaat verenigen, al moet ze daar man en kinderen voor in de steek laten. Adam gebruikt veel spreektaal, veel putain, truc & ce genre de truc om de authenticiteit van zijn verhaal te vergroten, zonder dat dat echt werkt, daarvoor is het toch te veel een maniertje, net als zijn neiging om bij opsommingen de interpunctie achterwege te laten: “…dans les gares, les blockhaus les halls d’immeuble les hangars, les entrepôts les chalets de plage.” Dat is sowieso mijn grootste bezwaar tegen dit boek: het is gemaniëreerd; de stijlmiddelen die worden ingezet, worden ingezet uit effectbejag. Als Houellebecq fictie schrijft, is het doorleefd, is niet alleen de vertelling maar ook de stijl doordrongen van des schrijvers levensgevoel, bij Adam is er sprake van een auteur die acteert. Nochtans leesbaar en ondanks voorspelbaar en afgezaagd met schwung in modern Frans geschreven. Nieuw hip woord geleerd ook: mirifique.

Perfectamente Borracho

Het was in de vroege zomer van 1990. Mijn moeder ging een week met een vriendin op vakantie naar Valkenburg en ik had het rijk alleen. Ik schreef aan een roman waarvan de hoofdpersoon een jongeman was die in meer dan een opzicht op mij leek, behalve dan dat ik met mijn moeder in een klein en hij álleen in een heel groot huis woonde. Verder droomde hij net als ik van een succesvol schrijverschap en las hij veel. Geïnspireerd door drinkende dichters als Charles Bukowski en Malcolm Lowry wilde hij de proef op de som nemen: hielp de alcohol de creativiteit op gang? Als proefpersoon voor mijn eigen romanpersonage reed ik naar het winkelcentrum en vroeg bij de slijter om een fles rode wijn. Wat voor wijn mag het zijn? vroeg de slijter en ik zei goeie wijn, geen koppijnwijn. Diezelfde avond nog nadat ik gegeten had en de vaat gedaan, ging ik aan de grote tafel zitten, achter de schrijfmachine waarin ik een schoon wit vel draaide. Naast de schrijfmachine stond de ontkurkte fles wijn en een portglaasje dat als wijnglas dienstdeed. Ik dronk en schreef en naarmate ik meer dronk schreef ik minder. In plaats van perfectamente borracho werd ik zo draaierig dat het me moeite kostte terug te lezen wat ik tijdens de eerste helft van de fles geschreven had. De letters dansten voor mijn ogen, ik werd misselijk, moest overgeven en ging naar bed. De volgende ochtend werd ik wakker met een knallende hoofdpijn.