vrijdag 25 september 2015

Ton style est ton cul

Stijl is alles in de literatuur. Dat blijkt ook weer nu ik afwisselend in twee boeken lees. Het ene is een bij elkaar geveegde verzameling reisproza van Bob den Uyl, het ander een “monografie” over Paul Verlaine plus een paar aanverwante teksten van Stefan Zweig. Vooropgesteld, ik lees het proza van Den Uyl met plezier. Het is nauwkeurig, geestig, een beetje sikkeneurig ook – een schrijver kortom die -volgens de blurb op de kaft- bij Martin Bril in de smaak viel. Maar meer dan driehonderd pagina’s van dat proza achter elkaar is als het leegeten van een te grote zak chips: op het laatst is het niet meer lekker en word je misselijk. Hence de afwisseling. En die pakt goed uit. Verkneukel ik me soms bij Bob den Uyl, of geniet ik ronduit van zijn proza, bijvoorbeeld wanneer hij eindeloos divergeert en van de hak op de tak springt en zichtbaar plezier in het schrijven schept, bij Zweig ervaar ik esthetisch genot. Je hebt schrijvers en Schrijvers, laat ik het zo zeggen. Zelfs wanneer er geen sprake is van oorspronkelijk scheppend werk, kan het grote literaire talent van een schrijver tot uiting komen, als hij maar schrijft over wat hem begeestert, in het geval van Zweig dus de poëzie en de persoon van Paul Verlaine. Het is een hovaardig vooroordeel, maar ik vermoed dat Bob den Uijl niet heel ontvankelijk was voor de lyriek van Verlaine. Dat merk je aan zijn temperament waarvan zijn stijl de weerslag is (de stijl van een schrijver zegt dikwijls heel veel zo niet alles over temperament en persoonlijkheid van een schrijver). De grondtoon van Den Uyl is er een van ironie, van neem het allemaal maar niet te serieus, en ook van laat mij u vermaken. Zweig, die ik in het Frans lees want ik ben het Duits niet machtig, dus ik moet eigenlijk spreken van Zweig, vertaald door Corinna Gepner; maar ik voel aan mijn water dat Gepner heel goed werk afgeleverd heeft, want het proza is delicaat en precies en zonder het minste horten of stoten; Zweig dus schrijft niet om iemand te vermaken en heeft ook geen behoefte om grappig te doen, dat zou niet eens in hem opkomen. Maar wat hij doet is met heel veel liefde en adoratie schrijven over iets wat hem aan het hart gaat en hij toont zich daarbij heel oordeelkundig. Alles wat hij zegt over Verlaine maakt op mij onmiddellijk een aannemelijke indruk. Dat Verlaine een vrouwelijke kant had, is geen opzienbarende bewering. Maar daaruit zijn karakterzwakte verklaren, zijn fatalisme en zijn drankmisbruik, dat is bijvoorbeeld een interessante gedachte. Maar dat is inhoud. Daar wil ik niet te zeer op focussen. Wat mij fascineert is de vraag waarom ik zoveel meer geniet van het proza van Zweig – dan van het proza van Den Uyl. En dat heeft toch alles te maken met stijl. Met Schrijvers en schrijvers.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten