zaterdag 29 september 2012

Huid en haar

In de literaire bijlagen wordt Arnon Grunberg nogal eens met Michel Houllebecq vergeleken en dat is begrijpelijk omdat beide schrijvers van de vermarkting van menselijke verhoudingen een thema hebben gemaakt, maar ik vrees dat het voor Arnon Grunberg toch te veel eer is. Vooropgesteld: ik lees zijn columns in de Volkskrant met bewondering en ik ben het niet zelden eens met zijn intelligente analyses die hij als geen ander in een paar puntige, trefzekere zinnen weet samen te vatten. Zijn columns verraden zijn brille, en het zijn zijn columns die maakten dat ik toch maar weer eens een roman van hem las. En aanvankelijk las ik Huid en Haar met instemming. De zinnen kort en bondig, maar expressief, geestig en opmerkzaam. De kalme onontdane blik van Ronald Oberstein, de protagonist, doet een beetje aan die van Grunberg zelf denken, en ook de personages rond Oberstein heen komen redelijk uit de verf. Wat volgt zijn de sores (en bespiegelingen daarop) van die personages die nochtans in een soort van paradijselijke omgeving leven: het liberale en libertijnse Westen. Dat is boeiend maar wordt op den duur eentonig wanneer de roman maar voortkabbelt en voortkabbelt. Pas na dik vierhonderd pagina’s komt er iets van een dramatische ontwikkeling en die is niet sterk genoeg om een roman van ruim vijfhonderd pagina’s te stutten. (Sterker nog, die romance met dat paardenmeisje doet geforceerd aan, om nog maar niet te spreken van haar zelfmoordpoging.) Eh bien, eindelijk is het gedaan met de gelijkmoedigheid van Roland Oberstein: hij zit op zijn knieën op de natte vloer van een cafétoilet en spreekt tot de speelgoedbeer die hij uit zijn tas haalt: “Ik smeek je. Laat me in de aarde verdwijnen.” Kenmerkende Grunberg-slapstick, waar ik nochtans niet warm of koud van word.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten