zondag 14 oktober 2012

A la recherche du temps perdu

Terwijl we koffie drinken, doet mijn moeder een duik in het verleden. Lang heeft ze met haar zuster in een bed geslapen, zo ging dat vroeger. Een keer droomde ze na een drukke dag in de winkel over haar werk in de kruidenierszaak. Naast het tweepersoonsbed aan de kant van mijn tante stond een nachtkastje met een lade eronder. Midden in de nacht had mijn moeder zich in haar slaap over haar zuster gebogen en het laatje opengetrokken en geroepen: “Buile, Jopke! Er zijn gin buile meer!” Een andere keer had ze, nadat ze op een feestje een paar bessenjenevers te veel had gedronken, op de vloer gekotst aan de kant van mijn tante – daar stond altijd de po, alleen had ze die in haar haast niet snel genoeg kunnen vinden – en mijn tante, die de volgende dag met haar verloofde naar Edam zou gaan en vroeg uit de veren moest, was prompt met haar voeten in het braaksel van mijn moeder gaan staan. “Wa dee ze het! Ge hah ze motte heure, hoe ze te keer ging.” Dan vertelt ze over haar strapatsen in het café, over die keer dat ze tijdens een uitvoering in de grote zaal met brommerhelm op, een lange las aan en een paar sambaballen in haar hand het toneel opkwam en dat iedereen daar zo om lachen moest. “Ik was toen een jaar of zeven. Ik weet nog dat ik me heel erg voor je schaamde. Niet omdat je zoiets durfde te doen, maar omdat wat je deed zo volstrekt talentloos was. Je trok een scheve mond en dacht dat je André van Duin was. Terwijl, het leek niet eens.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten