zaterdag 27 april 2013

Bel-Ami

In Parijs heb ik op Cimetière de Montparnasse halfslachtig en vruchteloos naar het graf van Guy de Maupassant gezocht. Als goedmakertje ben ik toen ik thuiskwam in Bel-Ami begonnen. Allereerst: wat een verademing om na een stroperig academisch voorwoord van dik twintig vagina’s de eerste zinnen van de meester zelf te lezen! Heldere taal, beeldende taal, geen stoplappen, geen nodeloze opsmuk, maar zeker ook geen karigheid: gewoon het juiste woord op de juiste plaats en dat met enige zwier. Intussen ben ik ongeveer halverwege et je me régale. George Duroy, dit Bel-Ami, is een armoedige streber die dankzij zijn knappe voorkomen tot welstand komt, maar dat gaat niet zonder slag of stoot. Het knappe van de roman is dat Duroy geen sympathiek heerschap is noch zeer antipathiek, let’s say vooral pragmatisch en niet al te scrupuleus (zonder dat ie nou meteen over lijken wil) en dat dat desondanks geen flat character oplevert, maar iemand van vlees en bloed met wie je meeleven kutn. (Ik bedoel uiteraard kunt maar kutn is weer eens wat anders.) Komt bij dat Guy de Maupassant de mensheid met dezelfde vileine blik beziet als zijn leermeester Gustave Flaubert, de samenleving wordt nogal eens op de hak genomen, er valt kortom ook heel wat te lachen. Like said, je me régale. En nu ga ik een grote dikke drol van stront bakken, want dat moet ook gebeuren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten