zaterdag 19 september 2009

Wat zien ik, wat lees ik, wat droom ik

Vanochtend, voor de spiegel in mijn hotelkamer, voor het eerst gezien in mijn leven, het gezicht van de alien, terwijl ik naar mijn torso keek: mijn tepels ogen, mijn navel het bedachtzame mondje.

Toen ik na een lange reis thuiskwam, zag ik een dagpauwoog en in de nabijheid van de vlinder twee vechtende wespen. Hoewel ik liever naar een vlinder kijk normaliter dan naar wespen, won ditmaal de fascinatie voor het gevecht.

En daarnet, van de muur af naar de vloer van mijn kamer – dat wordt onrustig slapen vannacht; welnee, maar wel met een mondkapje voor; welnee, ik vermorzel m tussen mijn kiezen als ie mijn mondholte binnenglipt; lekker veel vitamine B12 – een ontiegelijk grote spin, brr, ben blij dat ik geen meisje ben.

Van de boeken die ik tijdens mijn vakantie las, om het eens over een andere boeg te gooien, was ik vooral onder de indruk van Het overspelige gras van Louis Ferron. Dan (toch ook maar eens) iets van Harakiri Murakami gelezen, maar nee, dat is (toch net iets te veel) bakvissenproza.

Tot tweemaal toe gedroomd over heel kleine vogeltjes kwetsbaar in mijn hand. Eerst een parkietje in de vorm van een sardientje. Later een soort van ijsvogeltje of beter een winterkoninkje of nog kleiner een goudhaantje – maar wel met een grote scherpe snavel en iriserend verendek.

En ook dit gedroomd, nu precies 10 dagen geleden:
Vannacht droomde ik dat ik niet in slaap kon vallen. Ik was in een ruimte die verdacht veel weg had van de ruimte achter het toneel van het horecacomplex waar ik ben opgegroeid. Dwangmatig bleef ik trap op- en aflopen om een onbestemde angst te bezweren; en ik was me bewust van mijn dwangmatige gedrag. Maar was die angst wel onbestemd? Is het niet gewoon zo dat ik mij niet meer herinneren kan wat mij in die droom zo’n angst aanjoeg? Ik schrok wakker; en toen ik besefte dat ik gedroomd had dat ik niet slapen kon, was ik opgelucht.

“Soms vroeg hij zich namelijk wel eens af of zijn zoon zijn zoon wel was, dat bleke sujet dat als een verongelijkte schim door het huis waarde en zich liever leek af te trekken dan fatsoenlijk de beest uit te hangen.” Louis Ferron in Het overspelige gras. Soms en wel eens is (iets) te veel van het goede, maar met zo’n zin wordt deze egotistische zeveraar (toch maar weer mooi) een spiegel voorgehouden.

1 opmerking:

  1. Twee jaar later idd een heel kwestbaar klein vogeltje in mijn hand: een te vroeg uit zijn nest gefladderd zwaluwtje. Naar de vogelopvang gebracht. Is vast een gelukkige grote zwaluw geworden. Of dat hoop ik toch

    BeantwoordenVerwijderen