zaterdag 25 april 2009

Parijs

Ik ben in Parijs. Met mijn moeder en tegelijkertijd zonder mijn moeder maar met mijn ex-vriendin en haar familie en tegelijkertijd alleen, zonder dat er iemand bij me is. Ik loop over een boulevard, even later zit ik aan een tafeltje in een restaurant. Achter mij zitten twee mannen en terwijl ik alleen aan een tafeltje zit, ben ik ook een van de mannen aan het tafeltje achter mij. De man die ik niet ben, heeft een blij en uitgelaten gemoed en een hoge, schrille stem. Verderop aan een tafeltje zitten twee oude Engelse dametjes. De man met de schrille stem roept op zeer luide toon ik ken jullie van vroeger toen ik nog klein was, maar de oude Engelse dametjes zeggen dat hij zich vergist. In het restaurant een geroezemoes van verontwaardiging over het gebrek aan manieren van de man met de schrille stem bij wie ik aan tafel zit. Maar ik zit dus eveneens aan een ander tafeltje, alleen; en bij de ik die alleen aan een tafeltje zit, is het perspectief.

Discontinuïteit. Ik zit aan tafel tegenover een man die zijn wijsvinger in mijn glas water steekt en zegt nu drink je het zeker niet meer op. Ik roer het glas water inderdaad niet meer aan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten