zondag 3 november 2013

De Mens in Opstand

Nu De Afvallige van Jan van Aken inderdaad een kutboek blijkt te zijn –ik lees het maar uit voor de geschiedenisles, trouwens, ik ben te dwangneurotisch om een boek waarin ik eenmaal begonnen ben aan de kant te leggen- lees ik voor wat literair tegenwicht – want met literatuur heeft De Afvallige au fond weinig van doen: het is meer een soort van Asterix en Obelix – L’homme révolté van Albert Camus. Of beter herlees. Want toen ik een jaar of tweeëntwintig was las ik het voor het eerst, in Nederlandse vertaling. Ik las het boek gretig en werd daarbij erg geholpen doordat ik in die korte periode daarvoor –ik begon pas met lezen na mijn twintigste– veel van bijvoorbeeld Dostojewski en zelfs Nietzsche gelezen had en van menig andere schrijver die in het essay van Camus genoemd wordt. Anderzijds bracht het boek me een paar zeer belangwekkende schrijvers op het spoor: Arthur Rimbaud en Comte de Lautréamont. In mijn herinnering las ik het boek niet alleen gretig maar ook met groot gemak en dat verbaast mij nu enigszins want ik moet heel langzaam lezen om alles te begrijpen en soms krijg ik maar moeilijk vat op de tekst. Mijn Frans schiet tekort; ik ben verhalend proza gewend; geen betogend proza. Maar aangekomen bij La révolte métaphysique weet ik weer precies waarom ik destijds zo in de ban was van dat boek. Niet om het grote betoog met de politieke implicaties (de revolte die ingekapseld wordt door ideologie en dan over lijken gaat) maar om de mens die zich tegen zijn schepper keert, en die zegt, hoor es, mannetje, dit pik ik niet. Zoals de slaaf opstaat tegen zijn meester, zo staat de mens op tegen zijn God om hem ter verantwoording te roepen in een gesprek van man tot man. En, om met Camus te spreken, « Il ne s’agit pas d’un dialogue courtois. »

Geen opmerkingen:

Een reactie posten