zondag 20 mei 2012

Perfectamente Borracho

Het was in de vroege zomer van 1990. Mijn moeder ging een week met een vriendin op vakantie naar Valkenburg en ik had het rijk alleen. Ik schreef aan een roman waarvan de hoofdpersoon een jongeman was die in meer dan een opzicht op mij leek, behalve dan dat ik met mijn moeder in een klein en hij álleen in een heel groot huis woonde. Verder droomde hij net als ik van een succesvol schrijverschap en las hij veel. Geïnspireerd door drinkende dichters als Charles Bukowski en Malcolm Lowry wilde hij de proef op de som nemen: hielp de alcohol de creativiteit op gang? Als proefpersoon voor mijn eigen romanpersonage reed ik naar het winkelcentrum en vroeg bij de slijter om een fles rode wijn. Wat voor wijn mag het zijn? vroeg de slijter en ik zei goeie wijn, geen koppijnwijn. Diezelfde avond nog nadat ik gegeten had en de vaat gedaan, ging ik aan de grote tafel zitten, achter de schrijfmachine waarin ik een schoon wit vel draaide. Naast de schrijfmachine stond de ontkurkte fles wijn en een portglaasje dat als wijnglas dienstdeed. Ik dronk en schreef en naarmate ik meer dronk schreef ik minder. In plaats van perfectamente borracho werd ik zo draaierig dat het me moeite kostte terug te lezen wat ik tijdens de eerste helft van de fles geschreven had. De letters dansten voor mijn ogen, ik werd misselijk, moest overgeven en ging naar bed. De volgende ochtend werd ik wakker met een knallende hoofdpijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten