zondag 22 januari 2012

Koffiecorner

“Tachtig procent van de Nederlanders is absoluut schorem, ploertig tuig. (Zoals u weet, of anders nog zult ondervinden.) ” schrijft Christiaan Weijts in zijn column in de Groene, en ik snap wel, iets lekker dik aanzetten, ff flink apodictisch zijn en de lezer tegen je in het harnas jagen, ’t is lekker, maar een onsje minder mag ook wel. Ik bedoel, neem mijn collega’s van kantoor, ’t is waar, ze interesseren zich geen ene zier voor kunst en cultuur en ze hebben zelfs nog geen begin van smaak, en, vooruit, ze hebben allemaal hun onhebbelijkheden, maar tegelijkertijd zijn ze hun medemens welgezind, of toch in beginsel, en vergrijpen ze zich niet aan andermans have en goed: geen schorem, geen ploerten kortom. Maar ik gun Christiaan Weijts zijn misantropie; toen ik twintig was dacht ik ook zo. Bovendien, ik houd van zijn column. Die column van Marja Pruis laat mij koud, sloom mutsenproza, maar naar die van Christiaan Weijts kijk ik uit. (Al moet ie niet van die lamme zinnen schrijven als: “De overige twintig procent zijn truttenvriendinnetjes die boven hun avocadobagels over hun schoenen en vriendjes komen kleppen boven een “latte”.) De tweewekelijkse column van Weijts verraadt een ietwat snobistische maar zeer oprechte liefde voor de literatuur. Hij leest Modiano in het Frans en bewondert de bescheiden grootmeester, en dan kun je bij mij al nauwelijks meer stuk. Houellebecq, zelfde verhaal. (Andersom werkt het ook: met mensen die verklaren een hekel aan het werk van Houellebecq te hebben ben ik ten enenmale incompatibel.) De column van afgelopen donderdag, de column met die absurde overdrijving en die slordige zin, gaat over de teloorgang van de boekwinkel, meer specifiek van de koffiecorner in de boekwinkel. Ik herinner me de opkomst ervan, ergens halverwege de jaren negentig, toen het ons economisch nog voor de wind ging. Rond die tijd, het kan ook een paar jaar later geweest zijn, was ik met vrienden in Amsterdam en bezocht ik met hen de boekhandel Scheltema, toen nog geen deeluitmakend van de Selexyz-keten, omdat daar een interview zou plaatsvinden met deze of gene. Bijster interessant vond ik dat interview niet en ik piepte er tussenuit, kocht een paar boeken waaronder een verstripte Baudelaire en ging die rustig aan de grote leestafel in de koffiecorner zitten doorbladeren. Het was een heerlijke plek om te zitten, ze hadden verdomd goede worteltjestaart en je mocht er gerust een sigaretje roken. Ik zat er zo fijn dat ik de tijd vergat en José me moest komen halen toen het interview afgelopen was en we weer verder moesten, ergens naartoe of zo. Een paar jaar later kwam ik er weer, maar toen was het cafégedeelte uitbesteed aan een cateraar, misschien wel de Bagels and Beans waarin Christiaan Weijts het ook over heeft, en dat kwam aan de sfeer –en aan de kwaliteit van de geboden spijzen – niet ten goede, zoals ook de winkel er zelf niet sfeervoller op geworden was toen er Selexyz op de voorpui was verschenen. Erg zonde en jammer allemaal…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten