zondag 25 april 2010

Entry in Moleskine dd 17-11-2009

In de Prinsenstraat hoor ik opeens “meneer, meneer!” Een oude man, niet heel erg verwaarloosd, maar onaangepast genoeg om mij iets te doen terugdeinzen als hij bijna op mijn lip gaat staan en zegt: “Meneer, mag ik u wat vragen?”
Nee zeggen en doorlopen is harteloos, dus ik zeg: “Ja?”
“Meneer, u moet weten, ik kamp al meer dan twintig jaar met schizofrenie. Ik ben ook manisch depressief. Ik ben uitbehandeld vandaag. Mijn psychiater heeft me dat gezegd. Maar mijn begeleidster van de sociale dienst is deze week getroffen door een hersenbloeding en het gaat wel zes weken duren voordat mijn zaakjes geregeld worden. Ik heb geen vrienden of familie, die hebben mij verstoten. Gelukkig heb ik wel onderdak. Maar ik heb geen geld om iets te kopen. Daarom zou ik u willen vragen meneer of u financieel iets zou kunnen bijdragen?”
Dat was een lange aanloop met toch nog een voorspelbare uitkomst, al begon ik daar even, heel even aan te twijfelen. Ik dacht die man is zo schizofreen, die blijft gewoon praten en praten, net zolang tot ik wegloop en dan zul je zien dat ie nog achter me aan komt ook.
De man mag dan schizofreen zijn, ikzelf lijd in lichte mate aan smetvrees en elke keer als hij zijn magere vinger naar me uitstak, - want dat deed hij nogal vaak, wellicht om zijn verhaal extra te benadrukken – deed ik een stapje achteruit. Zo achteruitschuifelend was ik in de Molenstraat terechtgekomen.
Om een lang verhaal kort te maken, het komt erop neer dat ik de man een euro geef en dat hij me verbouwereerd aankijkt en zich met een euro bekocht lijkt te voelen.
“Prettige dag nog,” zeg ik, en ik maak me uit de voeten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten