donderdag 29 november 2012

De Groene Amsterdammer

Toen ik midden jaren negentig een abonnement nam op de Groene Amsterdammer vond ik het een veel boeiender en beter bij mij passender blad dan Vrij Nederland waarop ik daarvoor een poosje geabonneerd was geweest. Ik kocht de Groene aanvankelijk soms los. Ik herinner me een heel krantje gewijd aan Arthur Rimbaud en een kerstnummer in het teken van het Kwaad waarin veel literaire coryfeeën aan bod kwamen die toen al, ofschoon ik net de literatuur aan het ontdekken was, mijn grote interesse hadden. Toen een paar jaartjes later het blad net als VN in tabloidvorm uitkwam en er bovendien een soort van biografie van Gerard Reve in columns in verscheen van de hand van Theodor Holman, ofte wel Opheffer, was ik om en nam een abonnement. Ik was nogal een Reve-fan en Opheffer deed mij met zijn wekelijkse biografische Reve-column dus veel plezier. Ook de gewone column van Opheffer sloeg ik nooit over. Inhoudelijk was ik het dikwijls zeer met hem eens, althans zo doet de herinnering voorkomen, en ik benijdde hem om de ogenschijnlijke eenvoud waarmee hij zijn meningen onder woorden bracht. Inmiddels zijn we bijna twintig jaar verder en vind ik de columns van Opheffer dikwijls strontvervelend. Elke keer maar zeveren over verloren idealen, over hoe links ie vroeger was en hoe cynisch en rechts tegenwoordig. Om de zoveel weken wordt Sartre weer eens van stal gehaald en wordt er iets oppervlakkigs gezegd over het existentialisme. De honger in de wereld waar hij ook niets aan kan doen, de kunstsubsidieruif etc. etc. Gaap, gaap en nog eens gaap. Aan de column van Ester Naomi Perquin daarentegen, die dikwijls niet meer dan een gedachte of observatie als onderwerp heeft om daar dan op in te zoomen, beleef ik veel genoegen, zoals ik ook aan die van haar voorganger Gerbrand Bakker veel genoegen beleefde. Ik herinner me hoe hij vertelde van een oude man die zijn voortuin volgeplempt wilde met zwarte aarde, alleen maar zwarte aarde met bloembollen daarin, opdat hij in het vroege voorjaar naar het prille groen zou kunnen kijken dat te voorschijn piept en een nieuwe cyclus van groei en bloei aankondigt. Dat verlangen van die oude man vond ik vertederend. (Ik zou, bij leven en welzijn, over een jaar of veertig die oude man kunnen zijn.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten